Jan Duijndam leeft al vijfendertig jaar met Gypsophila
‘Het is
gewoon een superbloem die overal tussen past’
Oubollig? Welnee, het is maar hoe je
Gypsophyla verwerkt in bloemwerk, vindt Jan Duijndam. Hoewel er in Nederland niet
zoveel gips meer staat als twintig jaar geleden is het een niet weg te denken
snijbloem binnen het assortiment. Er komen nog steeds nieuwe rassen bij.
Het is
hoogzomer in Noordwijk. In de kas van Jan Duijndam is de Gypsophila geoogst.
Een nieuwe snee is onderweg. Buiten staat het veld vol met een wolk van
bloemen. Terwijl de pinken in de naastgelegen weide nieuwsgierig staan toe te
kijken oogst één van de medewerkers armen vol bloemen. Dat valt niet mee, want
het bed staat boordevol takken, die allemaal door elkaar groeien. Duijndam
lacht. “Je leert het snel, hoor. Het ene ras is gewoon wat voller dan het
andere.”
Grote rage
Duijndam
heeft in zijn leven al veel verschillende snijbloemen geteeld. Eind zeventiger
jaren kwam Gypsophila op zijn pad en hij was daarmee meteen de eerste teler in
Nederland. Hij teelde het gewas zowel in de kas als buiten.
In die
jaren was Gypsophila een rage en de teelt maakte grote opgang. De combinatie
van rozen met gips in gemengde boeketten was erg populair. Tegenwoordig vinden
veel mensen gips oubollig, maar daar is hij het niet mee eens. Kwestie van goed
combineren, vindt hij.
Gypsophila
kwam destijds vanuit Israël naar Nederland. Ook daar wordt het gewas veel
geteeld. De productie valt gunstig ten opzichte van de Nederlandse
aanvoerperiode. In de winter loont het niet meer om hier gips te telen.
Productie uit andere landen concurreert met het Nederlandse product. Zo zijn Kenya,
Ecuador en Ethiopië de belangrijkste producenten. Het is dus logisch dat na de hype
van de tachtiger jaren minder telers zijn overgebleven. De opkomst van de teelt
in andere landen heeft het areaal in Nederland terug doen lopen tot vermoedelijk
vijftien tot twintig hectare. Exacte cijfers zijn er niet.
Op dit
moment zijn en zo’n dertig telers die Gypsophila telen. Duijndam kent ze
allemaal, want hij blijkt ook leverancier van de planten te zijn.
Zware takken telen
In de
schuur maakt een medewerker de geoogste bossen veilingklaar. Iedere bos wordt
zorgvuldig nagekeken. “Soms kunnen we wat last hebben van trips”, legt de teler
uit. Trips tast de bloemen aan. Als dat gebeurt loopt de prijs voor de klok
snel terug. Het loont dus om de bossen goed na te kijken.
De prijs
die het product voor de klok opbrengt ligt om en nabij de € 0,01 per gram. Het
is dus zaak om zware takken te telen. In het voorjaar lukt dat goed onder glas.
Na de oogst en het terugsnoeien van de planten volgt nog een tweede snee, maar
er groeien minder takken terug en de productie daarvan ligt dus een stuk lager.
De buitenteelt begint dan in juli.
Veel variatie
Buiten
staan bedden die volop in bloei staan en bedden met planten die nog niet zover
zijn. Er staan verschillende rassen, maar ook wat proeven met nieuwkomers. Ook de
roze ‘My Pink’ staat er tussen, die volgens de teler het beste groeit in
Nederland. “Dit is een aanwinst op het assortiment”, vindt hij.
In de
jaren negentig kwam ‘Million Stars’ op de markt, een ras dat tot op heden nog
steeds geliefd is om z’n vele takken met kleine bloemen. Daarop volgde andere
rassen, zoals de middelgrootbloemige ‘Stella Maris’ en de grootbloemige ‘Xlence’,
die het goed doet op de Oosteuropese en Russische markt. Al deze rassen zijn
afkomstig van veredelaar Danziger die de bewortelde stekken levert.
Stek op pot
Nederlandse
telers geven echter de voorkeur aan een plant in 9 cm pot. Dat bracht Duijndam
op het idee om planten op te kweken voor zijn collega’s. In zijn kas laat hij
de stekken in vier weken tijd uitgroeien tot een flinke plant.
“Het is
een lange dag plant. Door ze te verduisteren kan ik een compacte plant telen
die meer scheuten geeft”, legt hij uit. Half februari begint hij met oppotten.
Het opkweekseizoen loopt door tot half juli. Van stek tot bloei neemt elf weken
in beslag. De eerste oogst onder glas begint in mei, maar dat is een snee van
‘oude’ planten van het vorig jaar.
Naast het
opkweken voor collega’s blijft hij ook zelf bloemen telen in zijn 4.000 m2
grote kas. Achter de kas ligt nog één hectare voor de buitenteelt.
Portugal
De import
van stekken en de opkweek van planten bleef niet beperkt tot Nederland. “Zo’n
90% van alle stekken gaat naar Portugese telers, die Gypsophila telen voor de
binnenlandse markt”, vertelt de teler die handelaar werd. “Ik heb ook klanten
in Duitsland en Frankrijk. De stekken komen vanuit Israël aan met het
vliegtuig. Vervolgens gaan ze in de vrachtwagen op transport naar de klanten. Samen
met een collega bezoekt hij vier keer per jaar klanten om weer nieuwe orders
binnen te halen. In het winterseizoen komen de stekken uit Israël, later in het
jaar uit Kenya. Dit heeft te maken met de kwaliteit van het uitgangsmateriaal,
dus stevige, harde stekken.
Afbouwen
Inmiddels
heeft Duijndam de leeftijd bereikt om wat rustiger aan te doen. Een deel van
zijn land is verhuurd aan een boer, die er zijn koeien laat grazen. Op andere
stukken wil hij bomen gaan planten. “Ik wil er voor mezelf iets moois van
maken”, zegt hij. “Met bomen en paden waar je kunt wandelen.” Hij houdt van
tuinieren en wil daar straks meer tijd aan gaan besteden.