zondag, december 21, 2008

Orchidee
















Marcel van Os vindt vergelijk met collega’s moeilijk
“Alleen exacte meetgegevens bieden nog enig houvast”

De grootste opgave voor Marcel van Os was een juiste temperatuurverdeling in zijn nieuwe Optimakas te krijgen. Het zoeken van de juiste temperatuurtrajecten met zijn koel- en verwarmingssysteem heeft hij vooral zelf moeten uitvinden. Iedere vergelijking met andere bedrijven loopt stuk op individuele verschillen tussen installaties. Alleen exacte registratie van meetgegevens geeft houvast bij het vergelijken met collega’s.
“In het begin heb ik heel wat tijd onder mijn tafels doorgebracht”, vertelt Marcel van Os. “Steeds weer meten en vergelijken van luchtstroming en temperatuur. Lucht zoekt de weg van de minste weerstand en er ontstaan makkelijk horizontale temperatuurverschillen. Die wil ik zo veel mogelijk voorkomen, natuurlijk. We hebben de manier van lucht in blazen wel een aantal keren moeten aanpassen.”
Van Os maakte een grote stap. Zoals zijn achternaam al doet vermoeden liggen zijn roots in de rozenteelt en ook nu teelt hij nog op 1,5 hectare grootbloemige rozen. Twee jaar geleden besloot hij om - zoals velen - in de Phalaenopsisteelt te investeren. Aan de Vlietweg in Naaldwijk bouwde hij een kas van 2,5 hectare, waar hij nu grandiflora’s heeft staan. Het gaat hier om een zogenaamde Optimakas, ingericht met luchtbehandelingskasten bovenin en onder de tafels, beiden in staat om zowel te verwarmen als te koelen. Een semi-gesloten systeem, want Van Os wilde wel luchtramen om via het kasdek te kunnen ventileren.



Ander gewas
Op dit moment is de teler tevreden over zijn teeltresultaten en de kwaliteit van zijn planten. Zijn eerste schreden in de wereld van de Phalaenopsis zijn hem goed bevallen. Met zijn teeltachtergrond in de rozen vindt hij deze potplant een totaal ander gewas dat niet of nauwelijks verdampt. Ook een gewas dat je op een hele andere manier water geeft. Niet een aantal druppelbeurten per dag, maar één ‘hoosbui’ per vijf tot zes dagen, waarna je zo snel mogelijk het vocht moet afvoeren. En vooral dat laatste vergt een aantal vakkundige ingrepen.
Van Os koos voor de Optimakas, omdat hij vanwege de teelt toch al naar een kas met koelsysteem zocht. Een semi gesloten kas lag dus in zijn denkrichting. De te verwachten energiebesparing en kwaliteitsverbetering speelden uiteraard ook mee.

Luchtverdeling
In de voorbereidende fase heeft de Phalanopsisteler veel tijd genomen om zijn wensen met verschillende installateurs door te spreken. Daar kwamen de ideeën uit naar voren om de lucht in de kas te verdelen en bij de planten te brengen.
Van Os: “Voor mij stond steeds vast dat ik niet voor vrije uitblaas zou kiezen. Ik vroeg me af hoe ik een gelijke hoeveelheid lucht langs iedere plant moest krijgen.”
In de kas laat hij de luchtslangen onder de tafels zien, met een door de installateur berekend gatenpatroon. Sommige slangen hebben alleen gaten, anderen zijn voorzien van kleine buisjes. Dit is een idee van Van Os om de luchtverdeling verder te optimaliseren. “Het is een samenspel tussen mij en de installateur”, gaat hij verder. Mijn praktijkkennis, aangevuld met de theoretische kennis van de installateur die de berekeningen heeft gemaakt (Technokas/Bode). We hebben eerst bedacht hoe de luchtverdeling plaats moest vinden, samen met de koelmachine. De luchtbehandelingskasten maakten het mogelijk om laagwaardige warmte uit de WKK optimaal te gebruiken. Pas daarna hebben we ons verdiept in de eigenlijke klimaatregeling.”

Metingen
“Eigenlijk hebben we eerst de kas en de technische ruimte uitgewerkt. Pas daarna hebben we het plan voorgelegd aan de leverancier van de klimaatcomputer (Priva)”, legt Van Os uit. “Ik ben van mening dat je niet moet bezuinigingen op meetapparatuur en daarom heb ik samen met de leverancier een goed en compleet meetplan opgesteld. Ik moet zeggen dat ze daarbij heel zorgvuldig te werk zijn gegaan. We meten nu ook temperatuur van het gewas en wortels. Het is ook belangrijk om deze te volgen, want het kan het verschil uitmaken van één of twee stelen per plant. En dat bepaalt uiteindelijk de kwaliteit.”
Vervolgens was het de taak van de teler en zijn team om voor het eerst met laagwaardige warmte te gaan telen. “Het was zoeken naar het juiste temperatuurregime”, gaat hij verder. “Je moet leren werken met het verwarmend oppervlakte van het blok in de luchtbehandelingskasten. Exacte metingen zijn daarbij een voorwaarde. Je merkt dat je met het hele regime moet toewerken naar de volgende gietbeurt.” Van Os merkte dat de teelt in de nieuwe kas goed verliep en dat ook energietechnisch de doelstellingen werden behaald.

Nek uitsteken
De bouw van de kas en overschakeling naar een nieuw gewas is een hele grote stap geweest. Van Os: “Je merkt op zo’n moment dat je als ondernemers gigantische risico’s neemt als je je nek uitsteekt. Het blijkt gelukkig dat het nu goed gaat.” Nu de prijsvorming van het product ook iets minder goed verloopt valt dat nog eens extra op.
De teler bespaart met de Optimakas nu 10% op energie ten opzichte van de traditionele teelt. De extra investeringen die daar tegenover staan bedragen 20 euro per m2. Een bedrag dat hij in 3,5 jaar wil terug verdienen. Van Os: “Toch ben ik van mening dat telers die hun nek uitsteken meer ondersteund moeten worden met subsidies. Juist de projecten die in de praktijk lopen leveren veel informatie op, terwijl de ondernemers grote risico’s lopen.”


Luchtverdeling en Optimakas
Over de juiste verdeling van lucht is nog veel discussie. In de nieuwste kassen met luchtbehandelingskasten en slangen wordt wel in rap tempo ervaring opgedaan, maar de diversiteit aan gewassen maakt de toepassingen erg specifiek. Een vruchtgroentegewas, dat gedurende de teelt een groot volume in neemt, is totaal anders dat een potplantenteelt op roltafels. Vooral op de Phalaenopsis bedrijven zet de gesloten of semi gesloten kas door, deels vanwege de noodzaak tot koelen, deels vanwege de reeds behaalde resultaten met luchtverdeling en klimaat.
Onder Optimakas verstaat Priva alle kasconcepten die gericht zijn op het optimaliseren van het klimaat, anders dan de traditionele kas. Deze optimalisatie begint al vanaf maatregelen als ventilatoren in combinatie met luchtslangen onder het gewas. Dit om via de luchtbeweging een beter klimaat te bewerkstelligen. Een logisch vervolg daarop is een semi gesloten tot gesloten teeltsysteem, waar enigszins tot helemaal niet meer wordt geventileerd via het kasdek. De gesloten kas is uiteindelijk doelstelling, maar momenteel is de semi gesloten kas een realistischer streven.
Voor alle kassen die onder het hoofdstuk Optimakas vallen geldt dat de manier van klimaatregeling anders is dan in de traditionele kas. Dat geldt ook voor de software die hier speciaal voor ontwikkeld is en die gecombineerd kan worden met bestaande software. Telers en adviseurs moeten dusdanig anders leren om gaan met klimaat dat optimalisatie met hele kleine stappen tegelijk gaat. Het is een samenspel tussen de technische kennis van de leverancier en de teeltkennis van de ondernemer.

Onder Glas, december 2008

dinsdag, december 16, 2008

zondag, december 14, 2008

Archeon































Redding door twee vrouwen en twee vampiers

Mijn mobiel....

"Pieternel? Ja met mij. Ik zit vast met m'n auto. Vast in het gras. Bij het Archeon in Alphen. Nee, ik kom er niet uit. Niemand heeft hier een kabel."

"O, maar het is toch hartstikke druk daar? Wil niemand helpen?"

"Nee, het is ongelofelijk. Ze laten me hier zo staan. En ik moet nog naar een voetbalwedstrijd in Woubrugge...en spreeuwen fotograferen. Ik ga dat allemaal niet redden. Wil je alsjeblieft komen?"

"Tuurlijk, ik probeer er zo snel mogelijk te zijn, maar ik ga geen bonnen rijden hoor!"

Waar haal ik zo snel een kabel vandaan? Die is een keer verdwenen, waarschijnlijk bij het inruilen van een auto. Helemaal uit het oog verloren. Een stuk touw? Waar vind ik een stuk stevig touw? O ja, de buurman. Die heeft vast wel iets.

"Zeg Wim, heb jij een kabel?"

"Een kabel? Eh...., ik kwam hem afgelopen zomer nog tegen in de schuur. Ja, die dingen gebruik je tegenwoordig niet vaak meer. Ik wilde hem al weggooien. Hier, alsjeblieft. Komt goed uit hè?"

"Zeg jongens, ik moet even weg. Pappa redden. Wil er nog iemand mee?"

Cathelijne spitst haar oren. "Yes, ik wil mee. Zal ik de kabel bij me nemen?" Spanning en sensatie doen haar ogen glimmen.

Wij naar Alphen. Dat is toch nog een half uur rijden. Geen nood, even wat gas erbij. Oei, de flitspaal over het hoofd gezien. 120 kilometer, 20 te hard. Geen flits gezien, gelukkig. Bij het Archeon staat Henk al te zwaaien. In eerste instantie zie ik hem over het hoofd. Het is druk, want er is een midwinterfair. Er lopen van die verklede heksen en geverfde mannen over het parkeerterrein. Ze kijken me wat schaapachtig aan, zover ik hun ogen kan onderscheiden onder een dikke laag zwarte oogschaduw.

Cathelijne reikt Henk de kabel aan. Ik zet mijn auto voor de Audi, die wel heel ernstig is verzakt in de berm. Ik geef gas. Het gevaarte geeft geen krimp. Nog een keer. Ik ruik een nare lucht, afkomstig van mijn koppeling. Dat lukt dus van geen kanten. Ik stap maar uit. Deze auto is gewoon niet sterk genoeg voor dit soort klussen.

"Henk, je zult iemand moeten zoeken met een 4wheeldrive. Het is niet anders."

Gelukkig staat er een oude jeep, klaar voor vertrek. Een moeder met twee jonge heksjes op de voorbank. Het bloed druipt uit hun mondhoeken. Jakkes, vampiers. De moeder is vlot. Ze gooit haar jeep, die toch al onder de modder zit, met een zwaai voor de Audi. Kabel aan de trekhaak en sjorren maar. En zo wordt de Audi oneervol aan zijn achterste uit de modder gezogen. De kluiten klei tikken in de wielkasten.

Hulde aan vrouwen en vampiers. Zij houden mannen en hun Audi’s op het rechte pad.

Naschrift: De gemeten snelheid bedroeg 113 km/h, volgens de Politie Hollands Midden. Na de verplichte correctie bleef daarvan 109 km/h over. Nog altijd goed voor een opgelegde sanctie van € 38,00.

dinsdag, december 02, 2008

Pelikaan














Sneeuw en zon,

het regent en sneeuwt in Nederland, maar in Napels, Florida, schijnt de zon. En daar geniet iedereen op zijn eigen manier van.

Alpaca































Alpaca verovert de harten van Europeanen

De kleine alpaca uit de Andes verhuisde naar Europa om zich daar te ontpoppen als een vriendelijk gezelschapsdier. Margriet Moed viel als een blok voor de wollige alpaca’s en zet zich in voor de fokkerij van goede, gezonde dieren, die hun weg naar de liefhebber met groot gemak vinden.

“Lief, nieuwsgierig, vriendelijk, makkelijk en gevoelig.” Zo omschrijft Margriet Moed haar alpaca’s. “Het zijn dieren, die ik nog het meest vergelijk met herten. Ze reageren erg instinctief. Je moet er zelf heel kalm mee om gaan, want het blijft een vluchtdier. Dat merk je aan alles.”
Achter de boerderij van de familie Moed drommen de alpaca’s samen rond de met hooi gevulde voederbak. De dieren maken kleine geluiden naar elkaar als ze door mensen worden benaderd. Met grote bruinfluwelen ogen slaan ze het publiek gade. Hun dikke wintervacht verraadt hun afkomst, de hoogvlakten van Zuid-Amerika.
“Een alpacavrouwtje kan haar dracht ophouden tot het moment dat het gunstig is om te baren”, gaat Margriet verder. “De zwangerschap duurt 11,5 tot 13 maanden. De natuur werkt heel logisch. Alpaca’s worden meestal ’s morgens geboren. Als dat niet gebeurt kan het jong niet opdrogen door de zon en vriest het ’s nachts dood.”
Dieren die aan dergelijke ruige omstandigheden gewend zijn hebben weinig moeite met het Nederlandse klimaat. Alleen vocht is slecht voor ze. Aangezien ze op de hoogvlakten genoegen nemen met droog steppegras zijn ze als huisdier tevreden met voornamelijk hooi en een klein beetje alpaca krachtvoer als aanvulling..

Reportage
Margriet Moed, echtgenote van een Groningse akkerbouwer en boomteler, wilde ‘iets voor haarzelf’ doen. Ze was al een tijdje op zoek naar een geschikte invulling toen ze op een avond een reportage over een alpacafokkerij op CNN zag. Het weekend daarna reed ze al naar België en kocht haar eerste drie hobbydieren. Dat was zes jaar geleden. Inmiddels telt haar farm in totaal 130 dieren en heeft de hobby zeer serieuze vormen aangenomen. Ze heeft inmiddels zowel de Huacaya als de meer zeldzame en exclusieve Suri alpaca’s. De Huacaya’s zijn de bekende alpaca’s met dik krulhaar, de Suri’s hebben lange dreadlocks.
Sinds de komst van haar eerste dieren heeft Margriet al haar energie gestoken in het vergaren van kennis over dit Zuid-Amerikaanse dier. Sinds 1984 wordt er buiten Amerika eigenlijk weer serieus gefokt met alpaca’s. De kennis over deze dieren is dus nog betrekkelijk jong. Dat geldt ook voor de veterinaire zorg die min of meer in de kinderschoenen staat. Tot nu toe blijken de dieren echter niet erg gevoelig voor ziekten.

Kwaliteit
De alpaca fokster heeft zich tot doel gesteld om zich vooral op kwaliteit te richten. In het fokprogramma zoekt ze bijvoorbeeld naar dieren met een zeer fijne wolstructuur en een goede bouw. Als zij op zoek is naar nieuwe fokdieren in het buitenland, maakt ze zelf een eerste screening op het gezicht, maar laat de wolkwaliteit onderzoeken in een laboratorium en roept de hulp in van vakmensen om de dieren te controleren op hun bouw en gezondheid. Dit is natuurlijk een kostbare aangelegenheid, maar meer dan de moeite waard. Een goede alpaca kan namelijk bij verkoop 10.000 euro opleveren. Margriet is altijd op zoek naar een goede dekhengst, want van kunstmatige inseminatie moeten de alpaca-dames niets weten.

Exclusief
De wol van alpaca’s is zeer gewild, vanwege de fijne structuur. De kwaliteit ligt hoger dan van kasmir en mohair. Verwerken van de wol is in Europa erg kostbaar en kan niet concurreren met het goedkopere verwerkingsproces in Zuid-Amerika. Het fokken voor de wol is dus voor Margriet eigenlijk wel een doelstelling, maar veel belangrijker is de toepassing als exclusief huisdier. In Engeland en Duitsland is de alpaca bezig aan een opmars. Nederland moet daarin nog volgen.
Neemt niet weg dat de vacht van Europese dieren dusdanige kwaliteit heeft dat er voor de Europese wol in de toekomst ook een afzetmarkt is. Behalve dat de wol heel mooi is heeft deze een hoge isolatiewaarde en is antiallergeen. Margriet heeft inmiddels van haar eigen wol de eerste kledingstukken laten breien en weven. Deze wil ze in het exclusieve segment gaan afzetten onder de naam Johannes Hilbertus.

Aaibaar
De allergrootste troef van de alpaca’s is de hoge aaibaarheidsfactor. Margriet denkt dat ze een belangrijke therapeutische functie kunnen gaan vervullen op bijvoorbeeld zorgboerderijen. Hun lieve karakter maakt ze ook erg geschikt voor kinderboerderijen.
Samen met een collega fokker is ze van plan om de Nederlandse Alpaca Society op te richten. Binnen afzienbare tijd zal ook de eerste Noord Nederlandse Alpaca Show gaan plaats vinden, met een keuring om de allerbeste eigenschappen van dit aantrekkelijke dier naar boven te halen.

Alpaca Europe
Alpaca Europe is de alpaca farm van Margriet Moed in het Groningse Westerlee. Haar hobby is in zes jaar tijd uitgegroeid tot een serieuze fokkerij die op dit moment 130 dieren telt.


Agrarische kalender ABN AMRO Bank, december 2008

vrijdag, november 28, 2008

Aardbei
















































Jam met Jan

Veel en vaak schrijven over pure, gezonde en vooral lekkere producten heeft me aangestoken met een soort virus. Een virus dat er voor zorgt dat ik ook in mijn vrije tijd nog steeds bezig ben met mijn vak, maar dan net op een iets andere manier.
Het begrip ‘toegevoegde waarde’ is de afgelopen tien jaar het tuindersvak binnengeslopen om zich voorgoed te nestelen in de hersenen van ondernemers die zich willen onderscheiden van anderen. Soms leidt dat tot onverwachte projecten.
En zo stond ik plotseling jam te koken, na een reeks inspirerende gesprekken met aardbeienfilosoof Jan Robben. Jan gaat voor lekker, lekkerder, lekkerst. Dat is me inmiddels wel duidelijk na een rondje proeven van Lambada, Honeoye, Mara des Bois, Korona en ga zo maar even door. Die verwennerij moet toch uit te drukken zijn in overheerlijke jams?
De liefde voor het vak veroorzaakte een soort kruisbestuiving die Jan naar het westen van Nederland deed rijden om mij te overstelpen met aardbeien, alwaar ik klaar stond met potten en pannen om te experimenteren met jamrecepten. In september organiseerde Jan zelfs een dagje jam koken bij hem thuis in Oirschot, samen met culinair journaliste Nadia Zerouali, die haar Marokkaanse achtergrond in de strijd gooide om met verrassende ingrediënten te toveren.
Het resultaat was niet mis. Op het evenement KunsthalKOOKT in Rotterdam liet Jan zijn jams proeven aan liefhebbers van de fijne keuken. En met succes. Ik vrees dat veel bezoekers zijn aangestoken door het zeer besmettelijke jamvirus. De eerste potten met Jan’s aardbeienlekkers vinden inmiddels hun weg naar de consument.
Als dat geen toegevoegde waarde is op een prachtige zomer. Vraag het mijn kinderen. Ze hebben nog nooit zo veel en zulke lekkere aardbeien gegeten, nee, verzwolgen.

woensdag, november 26, 2008

Kunsthal

Telers zoeken steeds vaker dialoog met consument
“Het is een fijn gevoel om trots te zijn op je producten”

Alleen, of samen met een paar enthousiaste collega’s. Telers zoeken steeds vaker de consument op om aandacht te vragen voor hun producten. Hun kracht ligt vooral in hun vakkennis en het enthousiasme dat zijn uitdragen. Een kritische consument wil weten wat hij eet. Die wil het echte verhaal en geen promotiepraatje.

Het is hip om zaterdag op de fiets langs de Amsterdamse grachten je weg naar de biologische markt te zoeken om aldaar je mandje vol te laden met regionale producten. Lekker er op uit met de kinderen om aardbeien of asperges te halen op één van de vele verkooppunten langs de weg, waar je wordt beloond met versheid en kwaliteit. Het zijn de voorlopers, die het zat zijn om in de supermarkt uitsluitend anonieme bulkproducten in hun karretje te proppen. Mensen, die houden van smaak en gezonde, pure ingrediënten zoeken om hun culinaire fantasieën op los te laten.
Telers van groenten en fruit hebben de afgelopen jaren steeds vaker te horen gekregen dat zij marktgericht moeten produceren. Een deel ervan heeft gekozen voor het goed en efficiënt produceren van bulkproducten tegen een lage kostprijs. Een andere groep gooit het over een andere boeg. Zij kiezen voor specialisatie in assortiment. Producten waarvan de kostprijs juist iets minder ter discussie staat, maar die moeten uitblinken in kwaliteit en smaak. Deze laatste groep zoekt bewust contact met de consument. Het zijn de ambassadeurs van de tuinbouw, die naast promotie van hun eigen producten en passant ook nog voorlichting geven over de bedrijfstak.
Twee weken geleden vond voor de derde maal het evenement KunsthalKOOKT plaats. Een evenement dat op culinair gebied heel hoog scoort en veel uiterst kritische consumenten en koks trekt. Naast kookdemonstraties en workshops was er ook een uitgebreide markt, waar tussen de chocolade, champagne en wijn ook een aantal telers van groenten en fruit een strategische positie had ingenomen. Laaiend enthousiast waren ze na afloop. Of ze er nu al eerder waren geweest, of voor het eerst kwamen: dit evenement proeft naar meer.



Vers en verwerkt
Henny van Bergeijk is inmiddels een bekend gezicht op speciale evenementen. Samen met haar man Carlo Peters heeft zijn een biologische frambozenkwekerij in Meijel. RaspberryMaxx, met een duidelijke knalroze huisstijl, timmert flink aan de weg. Naast verse frambozen begon Henny enkele jaren geleden ook met frambozenjam van eigen vruchten. Inmiddels zijn daar verwerkte producten als saus, dressing, sap, nectar, chutney, mosterd, snoepjes en thee bijgekomen. De afzet loopt via de eigen winkel en op markten zoals de biologische markt in Amsterdam, op boerenmarkten, beurzen en fairs. Het hele bedrijfsconcept is enorm aangeslagen.
Van Bergeijk: “Ja, het is zeker een succes, maar deze rol moet je liggen. Bovendien is de teelt van biologische frambozen zeker geen gemakkelijke en moeten we nog steeds heel veel leren. Framboos is een kwetsbaar product en we zijn erg afhankelijk van de weersomstandigheden. Soms zijn er weinig verse vruchten en die zijn wel noodzakelijk in het assortiment. Er zijn best andere telers die ze willen leveren onder onze naam, maar dat zijn meestal geen vruchten van de biologische teelt. Dat is wel onze voorwaarde.
We hebben eigenlijk altijd rechtstreeks contact met consumenten. Ik denk dat het noodzakelijk is voor de manier waarop we werken. We doen eigenlijk permanent aan consumentenonderzoek, alhoewel we daar zelf niet zo tegen aan kijken. Je moet dit werk leuk vinden.”



Samen of individueel
Leuk is het zeker als je Karsten en Stijn Baan bezig ziet. Als er één voorbeeld is van een bedrijf dat de laatste jaren flink aan de weg heeft getimmerd, dan is het wel Koppert Cress uit Monster. Iedere zichzelf respecterende kok in Nederland kent de cressen inmiddels. Karsten brengt zijn act met gevoel voor theater. Hij prikt met een grote pincet tussen de kiemplantjes en plukt er wat blaadjes uit. “Bedenk dat u door een herfstbos loopt en proef deze blaadjes eens. Proeft u nu ook de nootjes die net zijn gevallen?” De omstanders knikken instemmend. Het verhaal slaat aan. De familie Baan heeft er veel succes mee. Hun niche-producten gaan inmiddels de hele wereld over. Het gevolg van een ijzersterk concept, maar zeker ook de verdienste van een slim marketingplan om koks en consumenten direct te benaderen.
Voor de mannen van Ispecial moet dit avontuur nog beginnen. Ispecial is een initiatief van zes telers van specialties die ieder hun eigen afzet hebben, maar wel gezamenlijk promotie doen. Het gaat hier om bijzondere pepers, paprika’s, aubergines, courgettes en snackgroenten. Samen kunnen deze telers het aantal activiteiten verdelen en juist weer krachtig naar buiten treden door een heel breed en compleet assortiment aan producten te laten zien.
Johan Zwinkels, courgetteteler uit ’s-Gravenzande, krijgt veel aandacht voor zijn courgette fleur. Deze bijzondere bloem is inmiddels wel bekend bij iedereen die van koken houdt. “Ik krijg vrijwel de hele dag vragen over de verkrijgbaarheid, want dat is de bottleneck. Ik stimuleer de mensen vooral om aan te dringen bij hun groentespeciaalzaak om de bloemen in te kopen. Verder probeer ik de lijn door te trekken naar de groothandel.” Zwinkels praat niet alleen over zijn producten, maar ook over de manier waarop hij ze teelt. Vooral de duurzame teelt, met inzet van biologische bestrijding en bijen en hommels voor bestuiving, geeft hij veel aandacht.
Collega Peet Janssen, die aubergines teelt in Poeldijk, doet hetzelfde. “Het is enorm leuk om met consumenten te praten. Je bent gewoon erg trots op je product en dat wil je graag uitdragen. Ik denk dat het zeker voor de specialties geldt dat we deze aandacht moeten zoeken. Uiteindelijk willen we graag dat onze producten beter verkrijgbaar zijn. Daar gaat het allemaal om.”



Verbeteren bedrijfvoering
Blauwe bessenteler Theo Douven uit Horst vertegenwoordigt The Duch Blueberry Collectieve, een groep van 26 bessentelers in Noord-Limburg. Hoewel de blauwe bes vroeger overbekend was om zijn heilzame werking, is die kennis eigenlijk bijna verdwenen. “Het sterke punt van blauwe bessen is dat ze enorm gezond zijn, maar ook dat ze lekker smaken. Ik ben er van overtuigd dat we aan de vooravond staan om die smaak te herontdekken.”
The Dutch Blueberry Collective presenteert zich steeds vaker op evenementen, hoewel de deelname aan KunsthalKOOKT nieuw is. Voor deze groep telers is het ook belangrijk om deel te nemen aan symposiums over gezonde voeding.
Douven: “Voor veel bezoekers is het een eye-opener wat je allemaal met blauwe bessen kunt doen, omdat ze zo gezond en veelzijdig zijn. Dat moet je uitleggen.” De bessenteler heeft ook producten als jam en sap en denkt zelfs over online verkoop van verse bessen, als het om iets grotere volumes gaat. En dat is het al snel als mensen er zelf sap van willen maken.
“We raken met verse producten te snel in de neerwaartse spiraal van productiegericht telen”, meent Douven. “Die leidt onherroepelijk tot veel te lage prijzen voor de teler. Wij moeten juist produceren wat de markt vraagt. Door het contact met consumenten laat je zien wat je kan bieden. Omgekeerd kan je ervaringen uitwisselen. Eigenlijk verzamel je zo de ingrediënten voor de verbetering van je bedrijfsvoering, voor innovaties en dus je toekomstige business. De informatie die je zo verzamelt heb je weer nodig om de communicatie met handel en retailers beter te laten verlopen.”

Goed kiezen
Eigenlijk komt er geen negatief woord over de lippen van telers die de sprong wagen om de confrontatie met de consument aan te gaan. De één richt zich puur op promotie en voorlichting, de ander doet goed zaken met directe verkoop. Uiteraard kiezen deze ondernemers wel met zorg uit op welke plaatsen zij hun waar aanprijzen. Het meeste succes hebben zij daar waar het publiek leergierig is. De aandacht voor gezond en lekker eten neemt toe, dus ook de lijst van evenementen wordt langer.

Nieuwe Oogst, oktober 2008

Gerbera
















Germini telers tevreden over samenwerking binnen Colours of Nature
Van der Lans: ‘Een ondernemer moet bij ons een teamspeler zijn’

Colours of Nature is een begrip binnen de gerberateelt. Het samenwerkingsverband is in veertien jaar tijd uitgegroeid naar een professionele organisatie. “Het lukt ons steeds beter om marktgericht te produceren”, vindt woordvoerder Robert van der Lans.

“We waren alleen problemen aan het oplossen en de verkoop bleef hangen. Daardoor waren we niet in staat om vooruit te denken, met de klant mee te denken.” Zo omschrijft Robert van der Lans de situatie waarin telersvereniging Colours of Nature na negen jaar samenwerking terecht was gekomen.
De stap om meer marktgericht te produceren was nodig om het samenwerkingsverband meerwaarde te geven. Zo werd de vereniging op 1 januari 2005 omgezet naar een coöperatie. Nu, bijna vier jaar later, vertelt Van der Lans wat deze verandering heeft opgeleverd.

Germini-pool
De samenwerking tussen de telers ontstond op initiatief van veiling Flora Holland. In de jaren tachtig waren er al telers van grootbloemige gerbera’s, die met een boekettenlijn werkten. De vader en oom van Robert, bijvoorbeeld. Toen in de jaren negentig de teelt van mini-gerbera’s opkwam riep de veiling een aantal telers bij elkaar met het plan om de retailers te gaan beleveren met boeketbloemen.
De mini’s waren minder kwetsbaar dan de grootbloemige gerbera’s en daarvoor beter geschikt. Het doel was retailers met export naar Duitsland en Engeland van gemengde boeketten te voorzien en daardoor tegelijkertijd de totale gerberamarkt te ontlasten. Uit deze germini-pool ontstond in 1995 de vereniging Living Colours, later omgezet naar Colours of Nature.

Van vereniging naar coöperatie
De leden bundelden het totale aanbod, maar kregen individueel door de veiling uitbetaald. Een situatie, die lang naar tevredenheid van beide partijen functioneerde. Toch gaf deze constructie te weinig mogelijkheden om op de markt in te spelen. Ieder lid van de vereniging handhaafde nog het gebruikelijke assortiment van zo’n tien rassen per bedrijf en onderlinge afstemming van de aanvoer was moeilijk. Ieder individueel lid liet zich te veel leiden door klokprijzen, die nu eenmaal op maandag hoger liggen dan later in de week. Het gevolg was toch een ongelijke aanvoer.
Deze situatie was voor de leden uiteindelijk onbevredigend. Zij waren van mening dat het niet uit moest maken op welke dag je bloemen levert. Bovendien was een herverdeling van het assortiment over de bedrijven nodig om meer efficiënt te gaan produceren. Dit leidde uiteindelijk tot het initiatief om een coöperatie op te richten. In de bloementeelt nog een vrij uitzonderlijke situatie.

Hoe het werkt
Het grote verschil tussen de vereniging en de coöperatie is dat de totale productie van de individuele telers nu één geheel vormt. De coöperatie ontvangt de inkomsten, waarna een eerlijke verdeling plaats vindt over de bedrijven.
De verkoop van de bloemen verloopt nog steeds via Flora Holland. Of het product voor de klok komt, wordt bemiddeld via een verkoper van de veiling, of zelf direct wordt verkocht, de geldstroom verloopt via de veiling.
Van der Lans, die zich binnen de coöperatie steeds meer toelegde op afzet en marketing, bedacht een matrix voor het volledige assortiment. Hij zette de productie van ieder ras uit tegen het gemak van verwerken. Zo ontstonden er verschillende prijsgroepen. Ieder lid krijgt nu van de coöperatie een prijs per steel uitbetaald, vastgelegd in die prijsgroepen. Overstijgen de inkomsten de afgesproken prijzen, dan volgt een verdeling over de bedrijven. De coöperatie heeft namelijk geen winstoogmerk.
Door het loslaten van individualiteit heeft ook een herverdeling van het assortiment plaats kunnen vinden. Van der Lans: “Het aantal rassen per bedrijf is teruggebracht tot vier. Dat is natuurlijk veel efficiënter. De onderlinge verschillen per bedrijf bestaan nog steeds, want de één kiest voor een gemakkelijk te telen assortiment, terwijl de ander er juist voor kiest om moeilijke rassen te telen. Het verschil komt vanzelf tot uitdrukking in de uitbetaalprijs.”

Eerder voetballer dan tennisser
De coöperatie heeft een vaste samenstelling van zeven bedrijven. Zes daarvan zijn individuele ondernemers. Het zevende bedrijf is van alle ondernemers samen. Van der Lans, die geen eigen bedrijf meer heeft en inmiddels directeur is, heeft ook een aandeel in het zevende bedrijf. De telers kozen gezamenlijk voor deze constructie, omdat er ruimte was voor uitbreiding van areaal.
Het is niet uitgesloten dat er in de toekomst nog een ondernemer in stapt, maar dan moet deze in het bestaande stramien passen. Hij of zij moet namelijk goed kunnen samen werken, omdat de bedrijven erg op elkaar zijn ingespeeld. De directeur: “Als ondernemer moet je bij ons een teamspeler zijn. Eerder voetballer, dan tennisser.”
Het grote voordeel van deze samenwerkingsvorm is dat de verschillende bedrijven zich volledig kunnen toeleggen op teeltechniek en kwaliteit. Het feit dat ze minder verschillende rassen telen is daarbij een tweede voordeel. Zij kunnen het klimaat veel meer toe spitsen op het kleine assortiment. Het prijsrisico hebben ze gedeeld, maar ieder bedrijf blijft zelf verantwoordelijk voor de productie. Er blijft een stimulans om zo goed mogelijk te presteren.

Vraag gestuurd leveren
Colours of Nature houdt een teeltduur aan van drie jaar. Eén keer per jaar nemen de ondernemers het assortiment door en bepalen welke rassen afvallen en er nieuw bij komen. Dit gebeurt op basis van overleg met veredelaars en eigen proeven op het zevende bedrijf. Steeds houden ze daarbij hun eigen USP (Unique Selling Point) in het achterhoofd, namelijk vraag gestuurd leveren van een goed product voor een marktconforme prijs.
Ieder jaar stelt de coöperatie haar ondernemingsplan bij. Daarbij hoort ook een SWOT-analyse, waarbij de sterke en zwakke punten van het samenwerkingsverband worden afgezet tegen de kansen en bedreigingen. Bij die kansen hoort ook vernieuwing van het assortiment.
Nieuw zijn bijvoorbeeld gerbera’s met blad aan de stelen. Met deze gerbera’s hopen de telers de sierwaarde te verhogen, zodat gerbera een betere presentatie krijgt als monobos.
Colours of Nature is niet de enige samenwerkingsvorm in coöperatief verband gebleven. Inmiddels heeft een groep santinitelers een vergelijkbare structuur opgezet onder de naam Flowers4all.


De deelnemers
De coöperatie Colours of Nature, met een gezamenlijk areaal van bijna 25 ha, bestaat uit:
Fa. J. Groenewegen & Zn, De Lier
Fa. Batist Oranjepolder, Maasdijk
Fa. Gebr. H & P. Koop, Den Hoorn
Van der Lans Gerbera’s VOF, Honselersdijk
Fa. F.P. Breugem, Made
Fa. Gebr. A. & R. van Veen, Rijswijk
Colours of Nature BV, Kwintsheul

Onder Glas, december 2008

vrijdag, oktober 24, 2008

Alpaca































Verliefd tot over mijn oren

Ooit in Nederland tussen een kudde alpaca’s in gestaan? Ja, inderdaad. Ze zijn hier gesignaleerd. Inmiddels zijn er verschillende fokkers gevallen voor de charme van deze kleine kameelachtigen uit Zuid-Amerika, met lief karakter en superzachte wol. Aan mij de eer om Margriet Moed uit het Groningse Westerlee te interviewen, die nu zes jaar fokt met deze dieren.
Dat interview liep al snel uit op knuffelen met alpaca’s. Mijn kinderen mochten deze keer mee, omdat het herfstvakantie was en het onderwerp aaibaar. Cathelijne was al snel onderweg naar de jongste telg van de boerderij, die met een dekje over de schoudertjes bij moeder stond. En mijn aandacht voor het interview ebde snel weg, toen ik in de donkerbruin fluwelen ogen van enkele alpacadames keek. Daar moet je wel voor zwichten. Jammer dat het zo moeilijk te beschrijven is wel geluid alpaca’s maken. Het is nog het beste te beschrijven alsof je in een reusachtig piepbeest knijpt.
Binnenkort meer over Alpaca Europe op mijn weblog en de site van ABN AMRO Bank. Kijk alvast eens rond op de site van Margriet.

Paprika































Stephan Persoon en Rin Alleblas:
Buffer voor acht sorteringen brengt rust in de sorteerruimte

Neem een ondernemer met een uitgesproken en eigenzinnige visie op de verwerking in zijn schuur. Voeg daar een specialist op het gebied van sorteer-en verpakkingssystemen aan toe. Daar kan iets moois uit groeien. Stephan Persoon en Rin Alleblas vertellen over de ontwikkeling van een compact en efficiënt paprika sorteer- en buffersysteem. En hoeveel inspanning die ontwikkeling kostte.

“Zoveel rust in de schuur”, begint paprikateler Stephan Persoon. “Dat werkt geweldig. Op ons vorige bedrijf had sorteren meer om het lijf dan hier. En dat terwijl we zo’n enorme productiegroei hebben doorgemaakt.” Zelfs toen we vorig jaar ook de paprika’s van de andere tuin over deze machine lieten lopen, viel het nog mee.”
Rin Alleblas, verkoopmanager van Aweta, loopt ondertussen even langs de sorteerder en legt hier en daar een deksel recht. De mannen overleggen wat, want de paprika’s zijn op het moment wat groot voor hun gewicht, dus wippen de deksels van de dozen omhoog. Voor het oog wat vervelend, maar verder geen al te groot probleem in het verwerkingsproces.

Samen kiezen
Aweta heeft met zijn sorteer- en verwerkingsmachines in de groententeelt een marktaandeel van 80 procent. Op het gebied van bufferen heeft het bedrijf minder apparatuur voorhanden. Dat Persoon toch Aweta uit koos voor een buffersysteem heeft een geschiedenis.
Toen vijf ondernemers twee jaar geleden besloten om nieuwe bedrijven te bouwen aan de verlengde Wilgenlei spraken zij af om intensief samen te werken bij de bouw. De vier paprikabedrijven en het tomatenbedrijf oriënteerden zich gezamenlijk op het totale project en kozen in een aantal gevallen voor dezelfde leverancier. De paprikabedrijven kozen voor Aweta sorteerders.
Vervolgens heeft ieder bedrijf een specifieke oplossing gezocht, toegespitst op de eigen situatie. Persoon: “Ik bedien veel deelmarkten. Daarom had ik een buffer nodig die ook veel verschillende sorteringen kan verwerken. Ik zag een buffersysteem van Maf Roda, dat al aardig aan mijn ideeën beantwoordde. Maar eigenlijk wilde ik één bedrijf voor sorteren en verpakken. Eén aanspreekpunt. Vandaar mijn vraag aan Aweta om ook een buffer te bouwen.”
“In eerste instantie legden de vier bedrijven deze vraag bij ons neer, maar uiteindelijk kies je één bedrijf voor een prototype”, vult Alleblas aan. “En eerlijk is eerlijk, je hebt ook een ondernemer nodig die bereid is om tijd en energie in zo’n project te steken en technisch behoorlijk onderlegd is. De markt voor sorteermachines is enorm veranderd, waarbij de machines zijn in omvang en capaciteit gegroeid.”

Rustig
Het valt op hoe rustig het in de schuur is. Vier mensen, waaronder operator Pedro, doen gestaag hun werk. Zij sorteren gewoonlijk van zeven tot half vijf. De sorteermachine heeft in totaal 22 uitgangen (+ één restbak), waarvan zeventien geautomatiseerd en vijf met uitloopbak en handmatig afwegen.
De geoogste paprika’s worden naar de sorteerruimte gebracht met verzamelwagens van Buitendijk Slaman. Via een rollenbaan komen ze voor de opvoerband van de machine. Eén persoon raapt handmatig klasse II uit. Bij paprika’s blijkt dat nog steeds een moeilijk te automatiseren handeling te zijn. De rest van de sorteerploeg vult de dozen. De paprika’s op de cupsorteerder zijn dan al met camera’s beoordeeld op diameter en kleur en ook hun gewicht staat al vast. De computer zoekt vijf kilo paprika’s bij elkaar. De gevulde dozen krijgen handmatig een deksel, waarna ze via een band onder de machine naar achteren gaan, richting buffer. Half boven de sorteerder, tegen de achterwand van de bedrijfsruimte, is een dubbele buffer met rollenbanen in vier lagen gebouwd. In totaal passen er acht verschillende sorteringen in deze buffer. Zodra er voldoende dozen of kisten zijn verzameld gaat er een seintje naar de palletizer voor het stapelen en binden.

Door elkaar
Achter de sorteerder wordt duidelijk waar het allemaal om gaat. De gevulde dozen en kratten komen door elkaar op één afvoerband. Groot en klein door elkaar. Deze band beweegt niet continue, maar stapsgewijs in de richting van de lift. De computer weet precies welke doos zich waar bevindt in het traject. Zo is dus al bekend of er een doos van 30 x 40 cm aan komt of poolfust van 60 x 40 cm. Zodra er een krat passert mag deze direct door naar de lift. Een doos krijgt eerst een duwtje, zodat deze dwars komt te staan (positioneren). In één vloeiende beweging gaat deze doos langs de inktjet, die er telersgegevens en een code op spuit. Daarna schuift iedere doos of krat de lift in.
De lift brengt vervolgens het fust naar de juiste baan in de buffer. Er kan één krat in de lift, of twee dozen tegelijk. Komt er maar één doos aan, dan gaat er ook maar één doos naar boven. Aan het eind van de buffer zit weer een lift die het fust naar beneden transporteert, zodra de palletizer er om vraagt.
De sorteermachine met buffer is in totaal 47 meter lang. De machine kan vijf ton paprika’s per uur verwerken. De buffer heeft een iets grotere capaciteit van 1.200 dozen per uur. De sorteerder, die ook een kleurencamera heeft, kan zo worden ingesteld dat er meerdere programma’s tegelijk kunnen draaien. Een speciale bestelling kan dus tegelijk met de bulk mee lopen. Voor Persoon is dat belangrijk, omdat hij veel deelmarkten bedient, waarbij rijpheid ook vaak een rol speelt. De operator houdt in de gaten dat de ploeg weet waar iedereen mee bezig is.
“Sorteren is nu veel leuker en lichter dan vroeger”, vindt de ondernemer. “Geen dozen meer tillen, laat staan die zware kratten. We kunnen de pallets hoger stapelen, omdat dit niet meer met de hand gebeurt. Het werken achter de machine is veel prettiger geworden. Je wilt tenslotte toch dat mensen graag bij je werken.”

Geavanceerd
Het verwerkingssysteem bij Persoon is niet vanzelf tot stand gekomen. Het bedrijf kwam in het voorjaar van 2007 in productie, maar het heeft zeker een jaar geduurd voordat sorteermachine en buffer volledig op elkaar afgestemd waren. In eerste instantie werkte de buffer te traag, maar dat probleem is inmiddels verholpen. Sinds dit voorjaar is hij tevreden over de resultaten. “We hebben al een keer 70 pallets op één dag verwerkt. Dat is voor ons een topprestatie, die eigenlijk moeiteloos is verlopen.”
Het verbaast Alleblas allerminst dat er een jaar over heen is gegaan. “Je bent bezig met een nieuwe ontwikkeling. Op de weg er naar toe kom je steeds iets tegen dat beter kan. Bovendien vraagt zo’n installatie ontzettend veel programmeerwerk. Eigenlijk werk je op het randje van wat mogelijk is. Gelukkig heeft een tuinder daar wel begrip voor. Tenminste, als je het probleem ook direct komt oplossen.” Persoon beaamt dat. “Vaak zijn de monteurs ’s avonds en zelfs ’s nachts door gegaan om een probleem te verhelpen. De sorteerploeg heeft er niet veel hinder van ondervonden. Het hoort er allemaal een beetje bij. En uiteindelijk ben ik heel tevreden over het resultaat.”

Personal Vision
Personal Vision is het nieuwe paprikabedrijf van Stephan en Thea Persoon aan de Wilgenlei in Bleiswijk. De totale oppervlakte is 70.000 m2 en de jaarproductie komt op ruim twee miljoen kilo rode paprika’s. Voorheen had de familie Persoon een bedrijf van 24.000 m2 aan de Groendalseweg in Bleiswijk. Op het moment dat het nieuwe bedrijf in productie kwam was de oude tuin nog niet verkocht. Vorig jaar liep de productie van beide bedrijven probleemloos via de nieuwe sorteerinrichting. Dit voorjaar is de laatste hand gelegd aan het nieuwe buffersysteem.

Onder Glas, oktober 2008

vrijdag, oktober 17, 2008

Herfst





















Herfst in Leiden

Op de leuning van de Karnemelksbrug zit een groepje duiven in het zonnetje. Ze schrikken van mijn camera en weg zijn ze.

zondag, oktober 05, 2008

Shii-take
















Shii-take op eikenhout is een delicatesse voor kenners

Menno Haveman heeft het gehad met een hectische baan in het bedrijfsleven. Hij verruilde deze met een leven in het groen en een commerciële Shii-take kwekerij. Zo kan hij altijd buiten werken in zijn sprookjesbos.
In het bos van Menno Haveman komt de frisse geur van sparren je tegemoet. Hier en daar raken zonnestralen de zachte bosgrond. In lange rijen staan boomstammetjes van ruim een meter schuin opgesteld. Op die eiken stammetjes groeien paddestoelen. “Shii-take”, vertelt Menno. “’Shii’ betkent ‘eik’ en ‘take’ is in het Japans ‘paddestoel’. Het bos waar Menno zijn paddestoelen kweekt is al heel lang familiebezit. Het is de plaats waar hij dagelijks de volgroeide paddestoelen oogst.
“Ik heb bedrijfskunde gestudeerd en jarenlang een druk bestaan geleid. Na een flinke burnout heb ik besloten om iets heel anders te gaan doen. Het kweken van paddestoelen was al een hobby van mijn vader en van mij. Nu heb ik er mijn beroep van kunnen maken”, aldus Menno.
De Shii-take is in Azië een populaire paddestoel. In het verre oosten kweken mensen deze paddestoelen op eikehout, waar ze thuis horen en wat de smaak ten goede komt. Het is een hele extensieve teelt met lage opbrengsten. Daar staat tegenover dat de investeringen ook laag zijn. In Nederland is de Shii-take wel bekend, maar lang niet zo populair als in het verre oosten. Kenners weten wel dat de paddestoelen die op eikehout groeien het allerbeste smaken. Een delicatesse. Behalve Haveman zijn er in Nederland maar enkele bedrijven die deze paddestoelen op dezelfde manier kweken.

Pluggen
De teelt begint met goed uitgangsmateriaal. Menno heeft daarvoor eiken stammetjes nodig, die hij betrekt van Staatsbosbeheer. Hout dat over blijft na dunning. Deze stammetjes moeten worden geënt met mycelium, ofwel broed. Dit gebeurt door gaatjes in de stam te boren. Die gaatjes hebben een patroon, zodat ze op vaste afstand van elkaar liggen. Gewoonlijk gebruikt men voor het enten gesteriliseerde en doorgroeide beukenhouten pluggen, die met een hamer in de stam worden geslagen. Haveman gebruikt een nieuwe methode. Hij betrekt zijn broed uit Amerika, waar het is opgekweekt in zaagsel. Deze zachte zaagselpluggen komen aan in trays, afgedekt met een stukje styropor. Die pluggen kan je in de gaatjes van de stam drukken, waardoor het mycelium niet beschadigt. Volgens Menno maakt deze methode de slaagkans groter. “Als je die houten pluggen er in slaat dat beschadig je het mycelium. De zaagselpluggen slaan beter aan.”
‘Aan slaan’ betekent dat de myceliumdraden in de stam gaan groeien. Dat is een langzaam proces. Het duurt één tot twee jaar voordat een eiken stammetje volledig is doorgroeid. Menno pakt zo’n stammetje op van een vierkante stapel en laat de kopse kant van het hout zien. Met zijn vinger gaat hij langs wit pluis dat in grote ringen zichtbaar wordt. “Kijk, deze stam is nu volledig doorgroeid.”

Schrikken
In de volgende fase van het proces zet hij de stammen kruislings schuin overeind. In lange rijen staan de stammen in het bos opgesteld. Voordat de paddestoelen hun hoed tevoorschijn toveren moeten ze een signaal krijgen dat ze zich door sporen moeten voortplanten. Van nature gebeurt dit als de verschillen tussen dag en nacht toenemen. In de herfst dus, de paddestoelentijd. Je kant dit verschil ook opwekken door de stammen 24 uur in water te dopen. Dan laat je ze als het ware ‘schrikken’.
Op dat moment komt het vruchtlichaam van de Shii-take als kleine witte knopje naar buiten en groeit deze uit tot een fluweelzachte, crème met bruine paddestoel. Zo eentje waar een kabouter trots op zou zijn.
Menno plukt de paddestoelen dagelijks. De productie in het bos gaat, met wat pieken en dalen, jaarrond door. Op momenten dat ze niet tevoorschijn willen komen haalt hij wat kunstgrepen uit om ze weer te laten schrikken. Daalt de dagtemperatuur onder de tien graden Celsius, dan haalt hij een deel van de boomstammetjes naar binnen in een schuur. De productie kan op die wijze ook ’s winters door gaan. Een stammetje gaat zo’n vier tot zes jaar mee. “Het klinkt misschien een beetje gek, maar door hun lange levensduur herken ik mijn stammetjes. Net zoals een boer zijn koeien, vertelt hij.”

Thuisteelt
De paddestoelen gaat voor verkoop naar een biologische groothandel, vanwaar ze hun weg vinden naar de consument. De teelt is zo extensief dat Menno ook naar nieuwe bronnen van inkomsten zoekt. “Gezien de vraag zou ik mijn kwekerij wel kunnen uitbreiden, maar dat wil ik niet. Liever zoek ik uitbreiding van andere activiteiten. Zo verkoop ik via het Internet doorgroeide eiken stammetjes, voor thuisteelt en zaagselpluggen met broed voor kwekers. Ik zocht bewust naar een minder hectisch leven. Dat is me gelukt en dat wil ik zo houden.”

Biologische Shii-take kwekerij Haveman Groen bv
Kwekerij Haveman Goen in Balkbrug is gespecialiseerd in de teelt van biologische Shii-take. Menno Haveman kweekt de paddestoelen traditioneel op stammetjes eikehout in het bos. Het bos van Menno is in totaal 18 hectare groot. De kwekerij beslaat een oppervlakte van ongeveer één hectare.

Agrarische kalender ABN AMRO Bank

maandag, september 01, 2008

Archeon
















Rare jongens, die Romeinen

Een kwartier lang zo'n helm op je hoofd en je hebt gegarandeerd de rest van de dag hoofdpijn. Arend en Cathelijne krijgen er geen genoeg van. Die willen liefst iedere week naar het Archeon.

Sprinkhanen













Goed belegde boterham met kweken van sprinkhanen

Het is eten en gegeten worden. Honderdduizenden sprinkhanen mogen zich drie weken lang vol eten om vervolgens zelf als voedsel te dienen voor hagedissen en reptielen. Lauran en Carla van Lierop bouwden in vijftien jaar tijd een goed draaiende sprinkhanenkwekerij op.

In de aangenaam warme, donkere kweekruimte van sprinkhanenkwekerij Locusta staan de glazen terrariums met lampen op lange rijen. In de ene bak zitten volwassen geselecteerde insecten die voor het nageslacht zorgen, in de volgende halfwas sprinkhanen en weer in een andere bak komen de kleine springertjes net uit het ei. En bij iedere bak kan Lauran een boeiend verhaal vertellen over de voortplanting en leefwijze van de Locusta migratoria, ofwel de Egytpische treksprinkhaan.
Hoewel hij dagelijks duizenden insecten door zijn handen laat gaan voelt Lauran geen enkele behoefte om er een op te eten. “Een van mijn personeelsleden lust ze graag. Die neemt af een toe een bakje mee en frituurt ze”, vertelt hij. Zijn echtgenote Carla denkt er net zo over: “Het is gewild voedsel voor hagedissen, reptielen, vogels, vissen en kleine zoogdieren en daarvoor worden ze hier gekweekt.”
Eng zijn ze ook al niet, vindt Lauran. Het zijn onschuldige diertjes die niet bijten. Alhoewel, helemaal onschuldig zijn ze ook weer niet. We hebben het hier wel over de sprinkhanen die op het Noordafrikaanse continent beroemd en berucht zijn vanwege hun verwoestende vraatzucht. Gelukkig zal dat in Nederland niet gebeuren, want in ons klimaat kunnen ze niet overleven. En met genoeg voedsel voorhanden vertonen ze die trekjes niet.

Hobby
Lauran en Carla begonnen in 1993 hobbymatig met het kweken van sprinkhanen. “Ik ben een liefhebber van hagedissen, maar de aanschaf van insecten werd een kostbare zaak. Daarom ben ik begonnen met eigen kweek”, vertelt Lauran. “In het begin ging dat heel vaak fout, omdat er zo weinig bekend was. Het heeft zeker vier jaar geduurd voordat ik wist hoe het moest.”
Op een gegeven moment hield Lauran sprinkhanen over en begon ze te ruilen met andere hobbyisten. Zijn sprinkhanen vonden gretig aftrek, omdat een volwassen dier in de winkel wel een euro per stuk kost. Hij begon daarom met de verkoop aan speciaalzaken en verhandelde zijn sprinkhanen op beurzen.
In 1999 volgde de omslag van hobbykweker naar ondernemer. Carla besloot haar baan op te zeggen om haar man in het bedrijf te helpen. In 2004 verhuisden zij naar de huidige locatie met grotere kweekruimte. Die ruimte bestaat uit een geïsoleerde schuur zonder ramen, met een verpakkings- en koelruimte.
De naamsbekendheid van Locusta is inmiddels zo groot dat de familie van Lierop nog verder zou kunnen uitbreiden. De kweek is echter zo intensief dat ze die behoefte niet hebben. “We gaan niet voor kwantiteit, maar kwaliteit”, meent Lauran.
Locusta heeft afzet over verschillende landen. Veel sprinkhanen gaan naar Duitsland en Frankrijk. Eén klant komt zelfs iedere week uit Engeland om sprinkhanen in te kopen.

Vleugels
Achter het glas besluit één sprinkhaan om te vervellen. Langzaam laat hij zich uit zijn oude jasje glijden dat te klein is geworden. Er komen een paar verfrommelde vleugels tevoorschijn die volgens Lauran binnen een uurtje uitgevouwen zullen zijn. “Dat is het laatste stadium”, vertelt hij. “Ze moeten zeven keer vervellen voordat ze volgroeid zijn. Alleen dan krijgen ze vleugels.”
In de vrije natuur duurt het vele weken voordat een sprinkhaan is uitgegroeid tot volwassen dier. In de kweekbakken duurt het maar drie weken tot wasdom, vanwege continue belichting.
Als hij een hand nat gras in de bak laat vallen wordt de vraatzucht van de sprinkhanen zichtbaar. Met z’n allen storten ze zich op de verse hap. Het voeden van de insecten gaat zo dag en nacht door.“Het is een echt 24-uurs bedrijf”, verklaart Lauran .
Hygiëne is voorwaarde voor een schone kweek. Ze moeten vaak worden verschoond, waarbij de uitwerpselen weer een gewilde meststof zijn. Bovendien moeten de insecten in de korte opkweekperiode verschillende keren van bak verwisselen, zodat er niet te veel beestjes bij elkaar zitten. Na drie weken zijn de sprinkhanen volwassen en hebben ze een respectabele hoeveelheid groenvoer naar binnen gewerkt. Dan worden ze een voor een gevangen en in kartonnen dozen verpakt. Ze gaan vervolgens in de koelcel waar ze wachten voor transport. In dat stadium kunnen ze weken lang in leven blijven zonder een hapje voer.
“Het zijn merkwaardige insecten”, geeft Lauran toe. Zitten ze te veel op elkaar dan eten ze elkaar op. Ik kan dat aan zien komen. Dan veranderen ze van kleur en van karakter. Herrie maken doen ze niet. Laat dat maar over aan krekels en cicaden.”

Sprinkhanenkwekerij Locusta
Carla van Lierop heeft een sprinkhanenkwekerij in Somerenheide. Haar man helpt haar daarbij. Hun hobby groeide uit tot een bedrijf dat in Nederland marktleider is op het gebied van de kwekerij van Locusta’s.


Agrarische kalender ABN AMRO Bank september

vrijdag, augustus 29, 2008

Bark
















Ronald Keijzer:
‘Stabiele kwaliteit schors zonder houtjes, cambium en stenen’

De expansie van de Phalaenopsis-teelt heeft de vraag naar schors doen stijgen. Het RHP-keurmerk voor schors kon daarom niet uitblijven. Een aantal kwaliteitseisen ligt nu vast, maar over schors is ook nog veel onbekend. Het levende product met mediterraan karakter kan zich grillig gedragen. Dus moet je weten waar je mee bezig bent.

Niets dat duidt op de aanwezigheid van een potgrondbedrijf in het Groene Hart. Langs de weg van Zoeterwoude naar Stompwijk liggen bergen veen en schors volledig verborgen achter een dikke rij bomen. “Lang zal dat niet meer duren”, vertelt Ronald Keijzer. Het bedrijf heeft nieuwbouwplannen, waardoor de grondstoffen voortaan in overdekte hallen komen te liggen. Weersomstandigheden zullen de productie van voldoende voorraden dan niet meer kunnen beïnvloeden. En door de landelijke ligging zullen coniferen plaats gaan maken voor begroeiing die in deze omgeving past. Slingerland Potgrond is een aantal jaren geleden overgegaan in de Hortimea-groep. Het bedrijf investeerde tot dusver meer in zijn substraten dan in een degelijk kantoor.
Buiten liggen verschillende ruwe materialen, afkomstig van de mediterrane zeeden (Pinus pinaster) hoog opgetast. Een shovel rijdt af en aan om de verschillende fracties na breken, zeven en sorteren naar de juiste voorraad te transporteren. Een sterke dennengeur hangt boven het terrein. Ronald laat de schors door zijn handen glijden en vertelt over de vooruitgang die de laatste jaren is geboekt.

Hoge eisen
“Deze schors komt van zagerijen in Portugal en Frankrijk. Op die bedrijven is hout het hoofdproduct. Voor schors of bark hebben zij inmiddels ook een goede afzet gevonden. Voor de consumentenmarkt, speelplaatsen en openbaar groen, of als brandstof voor de zagerijen zelf. Voor die toepassing zijn de eisen niet zo hoog. Een houtje of een steen is geen probleem. Voor gebruik als substraat ligt dat anders. Wij willen bijvoorbeeld geen cambium tussen de schors. Dat verteert, wordt snel nat, trekt insecten aan. Kortom, niet gewenst.” Keijzer is er duidelijk over.
Sinds kort is 100 procent toepassing van schors voor de orchideeënteelt onder het RHP-keurmerk van toepassing. Het is een omvangrijk proces geweest om tot goede normering te komen. Keijzer ziet de meerwaarde van dit keurmerk, hoewel de orchideeëntelers hun eisen ook voor die tijd wel kenbaar maakten. “Ik vind de teeltproef die RHP doet, een goede aanvulling. Als leverancier deden we die proef nog niet. We doen uiteraard wel onderzoek naar chemische en fysiologische eigenschappen en vooral ook zuiverheid in ons eigen lab.
De normen die je als sector gezamenlijk opstelt, moeten wel hout snijden. Voor een product als schors is dat heel moeilijk. We weten nog lang niet alles van schors en hoe het zich onder bepaalde omstandigheden gedraagt. Het is een levend product, waar verschillen tussen zitten die we nog niet altijd kunnen onderbouwen.”
Langzaam aan begint het tot de telers door te dringen dat schors als orchideeënsubstraat nu ook onder het RHP-keurmerk valt. De reacties zijn wisselend. Het is volgens Ronald te vroeg om daar iets over te zeggen. De potplantentelers zijn volgens hem voldoende ‘RHP-minded’ om vanzelfsprekend aan te nemen dat er ook voor schors normen zijn opgesteld.

Onbekend terrein
RHP is begonnen om zagerijen te bezoeken om afspraken te maken over de werkwijze en opslag van schors. Keijzer merkt dat de zagerijen die aanpak nog niet kennen. “Je merkt wel dat ze het besef krijgen dat schors wordt toegepast in een teelt, die zelf ook onderhevig is aan eisen van afnemers. Maar de omvang en professionaliteit is voor de medewerkers van zagerijen nog niet te bevatten”, meent Keijzer. Op de zagerijen gelden inmiddels regels voor hygiëne, scheiding en opslag. “Zelf werken we met ongeveer vijftig zagerijen. Dat zijn tamelijk kleine bedrijven die onderling verschillen in professionaliteit. Je ziet wel dat daar ook schaalvergroting optreedt. We hebben ter plekke verzamelplaatsen, waar al een deel van de bewerking plaatsvindt. Dit om transport van overbodige bestanddelen te beperken.”
Schors staat als substraat nog aan het begin van nieuwe ontwikkelingen. Ronald Keijzer meent dat de kwaliteit van het materiaal nog verder omhoog kan. “Voor onszelf leggen we de lat al hoger dan de RHP-normering. We gaan ook specifiek in op de wensen van de klant. Persoonlijk denk ik dat er nog veel verbetering aan het substraat mogelijk is. De vochthuishouding van schors kan nog beter. Dat kan bijvoorbeeld door veen en Sphagnum toe te voegen. Deze ontwikkeling is nog maar net in gang gezet en vraagt de komende jaren nog heel veel teeltspecifiek onderzoek.”

Slingerland Potgrond
Slingerland Potgrond valt met vijf tuinbouwgerelateerde bedrijven onder Hortimea. Het oorspronkelijke familiebedrijf is al vijftig jaar actief in de potgrondsector. Slingerland levert groeisubstraten voor langdurige teelten. Het bedrijf is marktleider in substraten voor de orchideeëncultuur. Kwaliteitsverbetering van schors heeft de afgelopen jaren erg veel aandacht gekregen. Geen wonder, want dit product is inmiddels verantwoordelijk voor eenderde van de totale omzet. Ronald Keijzer is hoofd kwaliteit van Slingerland Potgrond en Lentse Potgrond, het andere substraatbedrijf dat onder Hortimea valt.


Jaarverslag RHP 2007

Marketing boomkwekerij
















Peter Bontekoe:
‘Toekomst voor marktgericht produceren’

Salixteler Peter Bontekoe verwacht dat het aantal boomkwekers in Boskoop over tien jaar is gehalveerd. Hij denkt ook dat de sector sterk genoeg is om ruimschoots te overleven, mits de ondernemers voor een marktgerichte aanpak kiezen. Nieuwe tijden verdringen oude tradities. Vakkennis en efficiency blijven sterke troeven.
Op de Boskoopse boomkwekerij van de familie Bontekoe wuiven tienduizenden wilgenboompjes in één vloeiende beweging mee met de zomerwind. Tafels vol uniforme, bontgekleurde planten laten zien dat het traditionele Boskoopse gemengde bedrijf plaats maakt voor kwekerijen met monoculturen. Peter Bontekoe, van oorsprong boerenzoon, begon in 1983 met de boomkwekerij en koos in 1990 voor specialisatie in een arbeidsintensief gewas dat niet makkelijk te telen is. Dat heeft hem geen windeieren gelegd, want zijn kwekerij is inmiddels uitgegroeid tot een bedrijf van caliber.
Een zelfde ontwikkeling ziet hij op de bedrijven van zijn collega’s. “Van de 720 Boskoopse boomkwekers zullen er naar mijn verwachting de komende vijf jaar 200 verdwijnen. Het zou me niet verbazen dat er bij een gelijk blijvend areaal over tien jaar nog zo’n 300 over zijn.” Peter Bontekoe windt er geen doekjes om. De schaalvergroting binnen de boomkwekerijsector is voor hem een voldongen feit. Net zoals het weinig optimistische beeld dat hij van de consument heeft. De kennis van alles wat groeit en bloeit neemt in rap tempo af. Zo’n ontwikkeling kan de sector met angst vervullen, maar je kan er ook op inspelen. Voor dat laatste ziet Bontekoe voldoende kansen.

Impulsartikel
“Als ik om mij heen kijk zie ik onherroepelijk dat het boomkwekerij assortiment kleiner wordt. Ik vraag me af of dat echt erg is”, gaat hij door. “De kennis over groen verdwijnt gewoon bij de consument. Je ziet dus dat boomkwekerijproducten ook steeds meer een impulsartikel worden in tuincentra en bouwmarkten. Consumenten vragen niet meer naar bepaalde cultivars. Ze willen gewoon een goede rode roos. Meer niet. Telers spelen daar op in met een goed aanbod. Is dat een probleem? Ik denk van niet.”
Het is natuurlijk de vraag of de teeltbedrijven deze verandering van de markt goed oppakken en in hun voordeel kunnen ombuigen. “Een teler die uitsluitend productgericht bezig is gaat het niet redden, vrees ik. Met teelttechniek alleen kom je er niet. Een modern bedrijf moet vraaggericht en marktgericht produceren en vooral sterk zijn op gebied van logistiek. Als de boomkwekerijsector dit voldoende oppakt dan verwacht ik dat ze net zo groot kan worden als de potplantensector. Er liggen dus kansen voor telers, die echte ondernemers zijn”, meent Peter.
De traditionele boomkwekers hebben volgens Bontekoe wel een sterke troef in handen. Van oudsher kennen zij de handel en zijn zij in staat om hun producten rechtstreeks af te zetten. Ze hebben daarmee een voorsprong op andere sectoren en zijn weinig afhankelijk van bijvoorbeeld veilingen. De kunst is nu om met die commerciële kennis nieuwe markten te bewerken en samen te werken. “Investeren in marketing, in plaats van kostprijsverlaging”, noemt Peter.

Beter doen
Die voorsprong hebben de boomkwekers uiteraard ook te danken aan hun grote vakkennis en specialisatie, die volgens Bontekoe even belangrijk is. Als voorbeeld noemt hij de situatie in zijn eigen teelt. In Nederland is hij weliswaar de grootste gespecialiseerde Salixteler, maar er zijn natuurlijk veel meer bedrijven die Salix in hun assortiment hebben. Ook in omliggende landen zijn er voldoende concurrerende, gespecialiseerde Salixbedrijven. Hetzelfde fenomeen doet zich voor bij andere gewassen. “Het is de kunst om het als Nederlandse ondernemers beter te doen, door vakkennis en organisatie”, meent hij. “Door arbeidsintensieve teelttechnische handelingen efficiënt uit te voeren en door stipt en correct afleveren, kunnen we een voorsprong houden op concurrentie van buitenlandse bedrijven. We zijn daartoe in staat. Ik heb het al zo vaak gezien hoe het er soms op buitenlandse bedrijven aan toe gaat. Hier zitten we er boven op en kunnen we kwaliteit en uniformiteit leveren die de klant vraagt. Door krachten te bundelen in de boomkwekerij zijn we ook in staat om voldoende product te leveren voor grote acties van grootwinkelbedrijven.”

Salixkwekerij Bontekoe
Peter Bontekoe en zijn vrouw Jenny hebben een kwekerij van acht hectare in Boskoop en Hazerswoude. Op twee, binnenkort drie productlocaties telen zij per jaar ongeveer 700.000 wilgenboompjes . De teelt van Salix op onderstam is zeer arbeidsintensief, door het enten en steeds wegnemen van zijscheuten. Een deel van de werkzaamheden vindt daarom plaats in Polen. De roze/bonte Salix Flamingo is een specialiteit van het bedrijf.
Bontekoe is voorzitter van de Kring Boskoop van de NBvB (Nederlandse Bond van Boomkwekers). Voor zijn afstudeeropdracht ‘Op welke wijze is de continuïteit van grootschalige boomkwekerijen te waarborgen?’ interviewde hij in totaal 51 sectorgenoten en baseerde hierop zijn conclusies.


Rapport boomkwekerij 'Op zoek naar de markt' van ABN AMRO Bank

Zeeslak

































Vroedvrouw en zeeslak

In rap frans vertelt onze vroedvrouw Dominique ons over al het moois dat in de Bretonse wateren rondzwemt of glibbert. Keer op keer haalt ze een driftig tegenspartelende krab naar boven. Maar dan ineens houdt ze een bruine, glibberige massa in haar handen die weinig verweer heeft: een zeeslak.
Een zeeslak? Jazeker. Hij heeft wel iets van een traag nijlpaard, met zijn ondefinieerbare kop. Dacht ik even voor veertien dagen verlost te zijn van de slakken in mijn tuin, kom ik ze op vakantie weer tegen. En wel zo'n enorm exemplaar. In tegenstelling tot de naaktslakken in mijn tuin vrees ik dat deze me uitlacht als ik er wat zout over strooi. Nee, alle gekheid op een stokje. Zo'n excursie bij eb kan ik alleen maar aanbevelen. Het rijke zeeleven is indrukwekkend en verdient onze bescherming.