woensdag, mei 05, 2010

GMO









Roep om verbeterde invulling GMO
Tijd om nu eens écht samen te gaan werken
Met een jaarlijks bijdrage tussen 80 en 100 miljoen euro houdt de GMO de Nederlandse voedingstuinbouwsector volledig in haar greep. Is dat nu een zegen of is vrijheid meer waard? Haalt de sector eigenlijk wel optimaal rendement uit deze financiële injectie? Zelden een regeling aangetroffen die zoveel tumult veroorzaakt, terwijl dat niet de intentie was.
Sinds de invoering van GMO heeft de Nederlandse voedingstuinbouw optimaal gebruik kunnen maken van de subsidiepot die vanuit Brussel werd aangereikt. De opvolger van de interventieregeling bood de producenten binnen Europa uitzicht op een redelijk inkomen. GMO was en is het instrument voor producenten om via een coöperatieve aanpak een betere positie in de markt te veroveren.
Iedere lidstaat vult dat op eigen manier in, door middel van een nationale strategie. In Nederland ligt de opstelling van die strategie bij LNV, PT en LEI. Die strategie schets het kader dat richting geeft en tegelijkertijd ook ruimte laat. Telersverenigingen maken hun eigen operationele programma’s, waarin zij eigen accenten aanbrengen in de besteding van subsidiegelden, in medebewind met het PT.
Hoge organisatiegraad
In de beginjaren maakten vooral traditionele verenigingen als ZON en The Greenery gebruik van de regeling. Later kwamen daar BGB en FresQ bij. In 2007 was het totale aantal verenigingen gestegen tot 22, dat 90 tot 95% van het totale Nederlandse productievolume omvat. Na die tijd neemt het aantal verenigingen weer af.
De organisatiegraad in Nederland is hoog, vergeleken met andere lidstaten die gemiddeld op een percentage van 35% zitten. Daaruit mag je concluderen dat Nederland succesvol is geweest om de organisatiegraad van de producenten omhoog te brengen.
Maar met het succes groeit ook de kritiek. Boekenonderzoek van de Europese Commissie bij het Productschap Tuinbouw legde bloot dat er een verschil van inzicht is tussen de nationale interpretatie van de regels en die van Brussel. Telersverenigingen zouden te veel ruimte hebben gekregen in regelgeving rond centrale afzet. Of die verwijten gegrond zijn? Daar zijn de meningen over verdeeld. Brussel heeft het signaal gegeven bedragen te willen terugvorderen, over de jaren 2006, 2007 en 2008.
Het ministerie van LNV meldt dat de Commissie nog geen beschikking heeft afgegeven of eenbesluit heeft genomen. LNV en PT voeren hierover gesprekken met de Europese Commissie volgens de geijkte procedure van hoor en wederhoor.
Geen sterke marktpositie
Afgezien van dit uiterst gevoelige spanningsveld ontstaat ook een nationale discussie over de bestedingen van GMO gelden. Terugkijkend over een periode van dertien jaar zijn er heel veel positieve ontwikkelingen in gang gezet, mede door inzet van GMO gelden, maar de producenten hebben nog geen sterke marktpositie kunnen ontwikkelen die hen voorspoed heeft gebracht. De kritiek groeit, waarbij de Nederlandse voedingstuinbouw best de hand in eigen boezem mag steken. Althans, zo lijkt het.
Pieter Gooren, die binnen de Europese Commissie werkt aan de hervorming van de GMO, constateert dat de Nederlandse producenten geen betere onderhandelingspositie hebben kunnen afdwingen bij de retail. Dat vindt hij een punt van zorg. “Wij hopen juist dat de inzet van GMO gelden een positief effect heeft op de kwaliteit van producten en mogelijkheid biedt om overschotten te beperken.” In andere landen constateert Gooren dat met name crisismanagement meer aandacht heeft dan in Nederland. Positief vindt hij de aandacht voor duurzaamheid en biologische bestrijding. Dat beleid is volgens hem tot nu toe het beste uit de verf gekomen.
Minder voorspoed dan gehoopt
De meningen zijn verdeeld over het gevoerde beleid sinds 1997. Positieve ontwikkelingen en negatieve effecten wisselen elkaar af. Ad Klaassen, secretaris van DPA(Dutch Produce Association), vindt dat GMO subsidies belangrijke ontwikkelingen tot stand hebben gebracht, zoals het ombouwen van de oude veilinginfrastructuur naar een modern complex. “Op teeltbedrijven zien we een zelfde ontwikkeling, met aandacht voor kwaliteit en milieu. Binnen de telersverenigingen zijn aanbodprognosesystemen ontwikkeld. Een aantal telersverenigingen hebben op het terrein van marketing flinke stappen vooruit gezet. Dat zie je niet vaak aan de buitenkant.”
Leo Welschen, secretaris van Handelsplatform Frugi Venta, vindt de gedachte achter invoering van GMO nog steeds een goede. De uitvoering daarentegen minder. “De nadruk lag zowel op concentratie van het aanbod als verbetering van kwaliteit en afzet. In werkelijkheid is het aanbod versnipperd door de toename van afzetorganisaties en verkoopteams van telersverenigingen. De nadruk is komen te liggen op aanbodstimulerende investeringen en schaalvergroting, zonder marktstrategie. Daarom heeft de GMO minder voorspoed gebracht dan gehoopt.”
Directievoorzitter Fred van Heyningen van Rabobank Westland telt de zegeningen van de GMO. “We hebben in Nederland een mooi en modern glastuinbouwgebied met goede logistiek kunnen opbouwen. Daarnaast ligt er een schoner en mooier product in de supermarkten.” Nico van Ruiten, voorzitter LTO Glaskracht Nederland vindt eveneens dat de financiële impuls heeft gezorgd voor een efficiënte, moderne en duurzame glastuinbouw. Dit zorgt volgens hem voor een grote concurrentiekracht op de internationale markt.”
Evenals Welschen erkennen zij de zwakke kant de ontwikkelingen. Van Ruiten: “De oprichting van veel verenigingen werkt nu in een overvolle markt in ons nadeel. In plaats van de beoogde versterking van de afzetpositie door samenwerking ontstaat nu een verzwakking door concurrentie tussen de collectieven alleen op prijs.” “De samenwerking die we graag hadden gezien is uitgebleven, constateert Van Heyningen. “Er is veel te weinig geïnvesteerd in relaties met afnemers.”
Versterking afzetpositie
GMO subsidies zijn lange tijd ingebracht om logistiek te verbeteren en efficiency te verhogen. ‘Stenen en machines’, wordt ook wel eens gezegd. Dat is wel degelijk een doelstelling, die in de nationale strategie is opgenomen, maar planning van productie en afstemming op de markt is een ondergeschoven kindje gebleven. Klaassen is het daar niet mee eens. “Het is een misvatting dat de telersverenigingen helemaal niets doen aan marketing en afzet. Het verschilt per telersvereniging.” Hij vindt wel dat er nu meer aandacht moet komen voor versterken van de afzet door promotie en marketing.
Van Ruiten denkt ook in die richting. “Het is inderdaad tijd voor een ombuiging van GMO middelen naar versterking van de afzetpositie”, vindt hij. “Daar moeten we in 2011 een begin mee maken. LTO zet in op ketensamenwerking, marketing, nieuwe concepten en promotie.” “Tijd vooreen nieuwe invulling”, vindt ook Welschen. Wij vinden ook dat de besteding moet verschuiven naar innovatieve samenwerkingsvormen in de keten. Ik denk dan aan onderscheidende concepten, gericht op grote retailers en collectieve promotie van merken die een onderscheidende betrouwbare kwaliteit borgen voor handel en consument. Wij missen één merk dat staat voor kwaliteit, zoals Flandria in België.”
Frugi Venta pleit daarom voor een meer dwingende sturing van toegelaten bestedingen in de nationale strategie. Die geeft namelijk telersverenigingen heel veel ruimte op aanbodstimulerende investeringen te subsidiëren. “Er is ondanks GMO niets terecht gekomen van een goede marketing strategie”, merkt Welschen op.
Het ligt iets genuanceerder, vindt Van Heyningen. “Er is inderdaad veel aandacht geweest voor productiemiddelen – daar zijn we als bank ook debet aan-, maar je kunt het één niet zonder het ander. Je hebt nu eenmaal goede faciliteiten nodig waar je schoon en veilig kunt werken. Maar, het moet anders. De aandacht moet uit gaan naar een afzetstrategie voor de lange termijn.” De directievoorzitter toont zich ook behoedzaam. “Dit vraagt wel veel onderzoek. Je wilt structureel investeren in meer kennis, maar de weg daar naartoe is nog niet helemaal duidelijk.”
Ook Gooren wijst vanuit Brussel naar de korte termijn politiek die de Nederlandse producenten hebben gevolgd. “GMO is een zeer flexibele regeling, die meer toekomstgericht moet worden toegepast. We verwachten dat de producenten organisaties zich opstellen als volwaardige business partners en daar naar handelen.”
Maximaal claimen
Terwijl de Nederlandse voedingstuinbouw al in ruime mate gebruik maakt van de GMO regeling zijn er mensen die willen dat jaarlijks het maximale subsidiebedrag wordt geclaimd, of het investeringsklimaat nu goed is of niet. Gooren vindt dat omgekeerd denken. “Hoe meer je verkoopt des te meer kun je besteden. Het blijft een regeling met een co-financiering, dus als producenten geen middelen te besteden hebben dan houdt het op.” Ook Klaassen vindt het geen doel om het maximale bedrag binnen te halen. “Het heeft geen zin om projecten uit te voeren die niet bijdragen aan het verbeteren van de positie van telers.” Van Ruiten denkt daar anders over. “Als er geld beschikbaar is dan moet je proberen het te benutten voor sterker maken van de sector. Niet voor productiemiddelen, maar voor versterken van de afzetpositie.” De bankman in Van Heyningen zegt dat je deze discussie los moet zien van het maximaal de besteden bedrag. “Elke investering moet je apart beoordelen. Als het rendement de eigen inbreng meer dan goed maakt, dan moet je er voor gaan.”
Welschen vindt dit een lastige discussie. “Een dwingender regelgeving, waar wij voorstander van zijn, verhoogt de kans op onderbenutting. De subsidie hoeft dus niet jaarlijks volledig te worden benut.”
Echt samen werken
Wat zou er gebeuren als GMO subsidies vervallen? Verdwijnt dan de behoefte om samen te werken in telersverenigingen? Ja en nee, vinden de heren. Klaassen vertrouwt op de Nederlandse traditie van samenwerken. “Ik denk dat de meeste verenigingen blijven bestaan. In landen als Spanje, Griekenland en Engeland komen samenwerkingsverbanden moeilijk van de grond. In Nederland en België zijn we dat meer gewend.” Van Heyningen verwacht dat sommige verenigingen uit elkaar zullen vallen, maar niet allemaal. “Het ligt aan de organisatiegraad. Ik verwacht wel dat verenigingen beter gaan nadenken over hun ontstaansgeschiedenis en bestaansrecht. En dat juich ik toe.” Welschen denkt eveneens dat bewuste GMO constructies snel verdwijnen. Van Ruiten verwacht juist dan een noodzaak om op het gebied van afzet écht samen te gaan werken. Het ligt ook aan de aard van de te verhandelen producten. Die noodzaak bestaat voor commodityproducten om het maximale uit de markt te halen. “Als je werkelijk onderscheidend bent in product, service of op totaalconcept kan dat anders liggen, maar ook dan liggen er veel kansen voor samenwerking.”
Vrijheid houden
GMO verhindert het tot stand komen van nieuwe samenwerkingsverbanden, omdat ze leden te sterk binden aan hun vereniging. Sommige verenigingen zetten daar bewust op in, laten tuinders weten. Sommige producenten zien zelfs bewust af van deelname, om een zekere vrijheid te behouden. Feit is dat er veel gemor is over flexibiliteit om over te stappen van de ene vereniging naar de andere.
Van Ruiten herkent dit. “GMO geeft inderdaad binding. Dit is goed voor stabiliteit, maar werkt soms remmend op noodzakelijke veranderingen en maakt telers ook financieel afhankelijk van hun vereniging. GMO moet een middel zijn en geen doel.” “Je ziet dat telers soms uit elkaar groeien”, zegt Van Heyningen. “Het is dus niet goed als er sprake is van gijzelen.” “Maar je ziet ook nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan”, meent Klaassen. “Kijk naar voorbeelden als BOF en gesprekken tussen Fruitmasters en Zon. Ik verwacht dat er op termijn juist meer verbanden ontstaan met grensoverschrijdend karakter.”
Niet afhankelijk van GMO
Een overweging die de sector ook bezig houdt is GMO helemaal te laten vervallen, vanuit de gedacht dat de sector zelf z’n broek op moet kunnen houden. KLaassen: “De GMO-regeling heeft Nederland geen windeieren gelegd. Het zou dwaas zijn om er voor te pleiten om deze af te schaffen. Het is een stimulans voor de versterking van de positie van de Nederlandse tuinbouw.” Van Heyningen ziet subsidies als een belangrijk gereedschap om nieuwe ontwikkelingen in te zetten. “Neemt niet weg dat het beter kan. Nu is GMO een containerbegrip. Je zult de randvoorwaarden jaarlijks een beetje bij moeten stellen, zodat de sector zich verder ontwikkelt”, meent hij.
Van Ruiten wil het voortbestaan van de sector niet af laten hangen van GMO. “Wel kunnen met GMO goede dingen gedaan worden zoals promotie en kwaliteitsbeleid.” Hij is dus geen voorstander van afschaffen.
Grote vraag is hoe de GMO subsidies zich ontwikkelen na het peiljaar 2013. Gooren verwacht geen grote verandering na 2013. “Natuurlijk gaat er een politiek debat plaatsvinden en is het een overgevoelige discussie. Daar past ook de discussie met de mededinging autoriteit in. Er moet immers een fair deel van de marges naar de producent gaan.”
DPA, LTO, NFO en Frugi Venta zijn in gesprek met LNV en PT om een gezamenlijke visie te ontwikkelen om de nationale strategie tot 2013 bij te sturen . Of dat gaat lukken is natuurlijk nog niet zeker, maar de intentie is er.
Dit najaar maakt de Europese Commissie standpunten bekend voor de periode na 2013.
Tijdbalk:
1997 Start GMO beleid.
1997 Uitbetaalde subsidiebedrag 37 miljoen euro.
2003 Versoepeling van de regels, waardoor verschuiving mogelijk werd van collectieve locaties naar individuele teeltbedrijven.
2006 Uitbetaalde subsidiebedrag 80 miljoen euro.
2007 Akkoord ministers van Landbouw over hervorming GMO.
2007 22 verenigingen, samen goed voor 90-95% van het productvolume, hebben een GMO erkenning.
2008 Brussel scherpt de regels aan. Verantwoording krijgt een hogere prioriteit.
2008 Uitbetaalde subsidiebedrag 66 miljoen euro, waarvan ruim 36 miljoen euro naar The Greenery en naar ZON en FresQ ieder 7 miljoen euro.
2009 – 2013 Looptijd Nationale strategie.
2013 Inzet nieuw beleid.
Begrippen
GLB – Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
GMO – Gemeentelijke Marktordening voor groenten en fruit. In 2007 hebben de Europese ministers een akkoord bereikt waarin het beleid voor de groenten- en fruitsector is vastgelegd. Deze moet marktgerichter, duurzamer en concurrerende worden.
Subsidieregeling GMO - Telersverenigingen en hun leden kunnen aanspraak maken op een subsidie van 4,1% over hun omzet, voor investeringen die passen binnen hun operationele programma. Voorwaarde is dat zij zelf een gelijk bedrag investeren. Daarnaast is een extra bijdrage van 0,5% mogelijk in het kader van crisispreventie.
Nationale strategie – Nationale strategie voor de operationele programma’s van telersverenigingen in Nederland. Deze is uitgewerkt door een projectgroep waarin LNV, PT en LEI vertegenwoordigd zijn. De huidige strategie beslaat de periode 2009 t/m 2013. Iedere lidstaat legt in zijn eigen strategie vast welke activiteiten hij ontplooit op het gebied van milieu, kwaliteit, biologische productie, energiebesparing, marketing, promotie en productinnovatie. Doel is het motiveren en vastleggen van prioriteiten.
Operationeel programma. GMO erkende telersverenigingen hebben de plicht hun activiteiten vast te leggen in hun operationele programma. Voor de uitvoering ontvangen zij maximaal 4,1% van de waarde van verkochte producten van hun leden aan financiële steun van de EU, op voorwaarde dat zijzelf een vergelijkbare financiële bijdrage leveren.
Erkenning telersverenigingen. Momenteel zijn er 22 erkende telersverenigingen met een marktaandeel in de groenten- en fruitsector van 92%. Hun aantal is sterker toegenomen dan hun organisatiegraad. Verenigingen die enkele jaren geleden werden opgericht verenigingen zijn relatief klein, waardoor het aanbod versnippert.

Nationale strategie voor de operationele programma’s van telersverenigingen in Nederland 2009 – 2013.
Op grond van de SWOT-analyse en de milieurichtsnoeren dienen de activiteiten in het kader van de operationele programma’s zich te richten op de navolgende maatregelen:
  1. Productinnovatie: het stimuleren van duurzaamheid en producteigenschappen die aansluiten bij hedendaagse wensen, zoals gemak, veiligheid en gezondheid.
  2. Verdergaande mechanisatie van productie en oogst om de kostrijs te verlagen.
  3. Verdergaande bescherming van bodem, water, landschap en biodiversiteit door het voorkomen dan wel inperken van negatieve externe effecten van de productie en afzet van groenten en fruit.
  4. Verdergaande schaalvergroting en samenwerking tussen telers en telersverenigingen in Nederland en in andere lidstaten binnen de wettelijke regels.
  5. Planning van productie en aanbod, bestaande uit een breed productenpakket van hoge kwaliteit dat voldoet aan de wensen van de markt.
  6. Maatregelen ter voorkoming van crisis.
  7. PR en promotie.

Geen opmerkingen: