Buurma onderzoekt groei in
Het Nieuwe Telen
‘Ontwikkeling
zet pas door als de ondernemer er vertrouwen in krijgt’
Bent u een pionier of een vroege volger? En welke
argumenten halen u over de streep om in Het Nieuwe Telen te investeren?
Onderzoeker Jan Buurma legde deze vraag voor aan telers die oprecht
geïnteresseerd zijn in HNT en concludeert dat deze ondernemers pas toehappen
als het onderzoek een antwoord geeft op hun basisvragen. Daar is meer voor
nodig dan techniek ontwikkelen.
Tien jaar na de introductie van de term Het Nieuwe Telen
(HNT) zijn talloze onderzoeksprojecten uitgevoerd om aan dit begrip invulling
te geven. Hoewel het volgens het programma Kas als Energiebron technisch
inmiddels mogelijk is om 30 tot 40 procent te besparen op energie, is slechts
een aantal pioniers aan de slag gegaan met de beschikbaar gekomen nieuwe technieken.
De vroege volgers nemen een afwachtende houding aan. Weliswaar kampt de
glastuinbouw nog steeds met de gevolgen van de economische wending, maar dat
blijkt niet de enige reden om terughoudend te zijn bij investeringen.
LEI-onderzoeker Jan Buurma en zijn collega’s bestudeerden dit fenomeen en hij
legt de vinger op de gevoelige plek. Is er eigenlijk wel goed geluisterd naar
ondernemers?
Pioniers
Buurma bestudeert de sociologie achter innovatie. Dit doet
hij voor alle sectoren in de land- en tuinbouw. Vanuit het programma Kas als
Energiebron ontving hij de vraag op welke manier de introductie van HNT kan
worden versneld. In het programma zijn doelen gesteld voor de oppervlakte
glastuinbouw met deze teeltmethode. In 2015 zou 400 ha overgeschakeld zijn, in
2020 zou dat 2.000 ha moeten zijn. De werkelijkheid is anders. Eind 2010 pasten
zeven bedrijven de nieuwe techniek toe op 27 ha. Een jaar later waren dat
achttien bedrijven met 90 ha. Het gaat dus niet snel genoeg. Aan de pioniers
ligt het niet. Het zijn de vroege volgers die aarzelen.
Volgens Buurma is er een
fundamenteel verschil tussen pioniers en vroege volgers. Pioniers zijn
ondernemers die risico’s nemen en het als uitdaging zien om nieuwe technieken
als eerste in de vingers te krijgen. Met hun actieve houding verwerven ze
aanzien bij hun collega’s. Het zijn enthousiaste gesprekspartners voor
technische onderzoekers en ontwerpers. Ze weten de juiste
onderzoeksinstellingen feilloos te vinden.
“Pioniers zijn mensen die een
sprong in het duister nemen. Binnen een wielerpeloton zijn het de sprinters, de
ontsnappers”, legt Buurma uit. “Daar is veel energie en uithoudingsvermogen
voor nodig.”
Vroege volgers
Vroege volgers liggen aan kop in het peloton en maken
gebruik van elkaars kracht. “Zij passen nieuwe technieken toe om er geld mee te
verdienen. De techniek moet handig zijn, de kinderziektes moeten er uit zijn en
de meerwaarde moet duidelijk zijn.”
Deze vooruitstrevende ondernemers
hebben een groot bedrijf met intensieve teelten. Kleine fouten in de
bedrijfsvoering kunnen grote gevolgen hebben. Daarom nemen deze ondernemers
minder risico’s. Ze zijn veeleisende gesprekspartners voor technische onderzoekers
en ontwerpers, omdat ze min of meer tegengestelde drijfveren hebben.
Onderzoekers zijn technologie gedreven, ondernemers zijn economie gedreven.
Verschillende
motieven
Volgens het onderzoek, dat zich vooral op die vroege volgers
richt, zijn de belangrijkste bondgenoten leergroepen van collega’s,
teeltadviseurs, installateurs en ontwerpers. De motieven voor hen om te
investeren in HNT zijn divers, blijkt uit gesprekken met ondernemers. Toch valt
er een lijn te ontdekken. Ondernemers met de grootste bedrijven (gemiddeld 19
ha) zijn vooral bezig met verbeteren van hun marktpositie. Telers in de
middengroep (11 ha) noemen plantvitaliteit en kwaliteit. De groep van gemiddeld
6 ha noemt vooral de energiekosten als belangrijkste reden om te investeren.
Vroege volgers zijn
geen pioniers
Kennispartijen zijn ieder bezig met hun eigen
aandachtsgebieden. Ontwerpers bouwen concepten op basiskennis over natuurkunde,
vochtbeheersing en plantenfysiologie. Installateurs ontwikkelen materialen en
apparaten, teeltadviseurs stellen het gewas centraal.
Ondernemers willen hun inkomen
verbeteren via een betere gewasgroei, minder ziektes en een meevallende
energierekening. De aandachtsvelden van alle partijen sluiten dus niet
automatisch op elkaar aan. Tel daarbij op dat vroege volgers niet houden van
pionierswerk en het wordt duidelijk waarom de ontwikkeling stagneert.
Buurma: “De individuele
ondernemer heeft geen belang bij energiebesparing en doelstellingen die een
ander oplegt. Iedereen weet dat bijvoorbeeld het slaan van een aardwarmtebron
vele malen meer oplevert dan investeren in Het Nieuwe Telen. Dus als je tegen
ondernemers zegt dat zij energie moeten besparen, dan gaat dat niet lukken. Het
is dus belangrijk om andersom te gaan redeneren.”
Kennis over betere
gewasgroei
Vroege volgers worden geconfronteerd met toenemende
kwaliteitseisen van afnemers, terugkerende kwaliteitsproblemen door ziekten en
groeistoornissen en stijgende energiekosten door dalende inkomsten uit de WKK.
Deze ondernemers zoeken middelen om hun marktpositie te versterken en hebben
richtlijnen nodig voor verdamping en vochtafvoer, over energieschermen. Kortom:
ervaringskennis over verbetering van gewasgroei.
Dus als de beleidsmakers zich
afvragen hoe zij ondernemers kunnen aanzetten tot investeringen in HNT, dan
moeten zij volgens Buurma gaan redeneren vanuit de behoefte van de vroege
volgers. “Dan moeten allereerst de basisvragen van deze groep worden
beantwoord. Lukt dat, dan komt het besparen van energie vanzelf.”
Dit advies is intussen ter harte
genomen door Kas als Energiebron. Hoewel er al ondernemers als adviseur
meedraaiden in het programma zijn er leergroepen ingevoerd, waarin
onderzoekers, kennispartners en ondernemers zich samen over gecompliceerde
vraagstukken buigen. Het lukt immers pas om vroege volgers te motiveren door ze
in dit proces te betrekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten