PD-ers Johan van Valkenburg en Wiebe Lammers:
‘Denk vooral aan de export van je product’
Toenemende globalisering heeft het probleem van invasieve exoten en hun invloed op biodiversiteit op de kaart gezet. De PD werkt aan de preventie en bestrijding van exoten die planten bedreigen. ‘Aliens’, kunnen in Nederland het natuurlijk evenwicht verstoren, maar ook onze export als doorvoerland belemmeren.
Op het moment dat Staatsbosbeheer in De Biesbosch voor het eerst de Kleine waterteunisbloem (Ludwigia peploides) aantrof, werd al snel duidelijk dat deze uitheemse waterplant een flinke bedreiging vormde voor de biodiversiteit in Nederland. Het uit Latijns-Amerika afkomstige plantje heeft namelijk in Frankrijk al flink huisgehouden in moerasachtige gebieden. De PD (Plantenziektenkundige Dienst) constateerde dat het aantal planten hier gelukkig nog beperkt was. Het gebied werd afgegraven, de planten vernietigd en het probleem was geëlimineerd.
“Invasieve exoten zijn een toenemend probleem in Nederland en daarbuiten”, vertelt Wiebe Lammers van de PD. Het Ministerie LNV stuurde daarom in 2007 een beleidsnota over dit onderwerp naar de Tweede Kamer, met als doel de introducties van invasieve exoten in te perken en zo de biodiversiteit te behouden. Dit leidde begin 2009 tot de oprichting van het Team Invasieve Exoten van de PD. Lammers is coördinator van dit team, dat zich zowel bezig houdt met planten als dieren en micro-organismen (bijvoorbeeld virussen en schimmels) die een probleem kunnen vormen voor de biodiversiteit. De raakvlakken tussen PD en RHP liggen hoofdzakelijk op het terrein van plantenziekten en planten; exotische planten kunnen als onkruid woekeren in de teelt, de handel bemoeilijken en schade toebrengen in de natuur. De PD richt zich van oudsher vooral op de teelt en handel, met het nieuwe Team Invasieve Exoten is er toenemende aandacht voor de natuur.
“Herkenning van deze planten is niet altijd eenvoudig”, vertelt plantentaxonoom Johan van Valkenburg. Het is vaak erg moeilijk te herleiden waar ze precies vandaan komen. Ook het determineren kent obstakels, omdat de plantensoorten wereldwijd niet overal even goed in kaart zijn gebracht. Tel daarbij op dat een uitheemse plant, die in een kas wordt aangetroffen, er vaak heel anders uit ziet als zijn soortgenoten in de vrije natuur en de puzzel is compleet.
Niet op eigen kracht
Wat zijn nu precies uitheemse planten en wanneer zijn het exoten? Het is een afweging, blijkt uit het gesprek met Van Valkenburg en Lammers. “Als van oorsprong Europese planten door de klimaatsverandering oprukken vanuit meer zuidelijke gebieden en hier goed gedijen, dan noemen we ze geen exoten. We noemen ze pas exoten als ze op eigen kracht niet hier kunnen komen. Ze komen bijvoorbeeld mee met plantmateriaal of transportmiddelen als zaden, knollen en wortelstokken.”
Regulatie of niet
Als de PD na een melding heeft vastgesteld om welke plant het gaat en of deze mogelijk schadelijk kan zijn voor de Nederlandse flora en fauna, voert het Team Invasieve Exoten een risico-analyse uit. De PD adviseert vervolgens het ministerie LNV of er wel of geen regulatie moet plaatsvinden. Als een soort de biodiversiteit bedreigt dan krijgt deze het etiket ‘invasieve exoot’. Afhankelijk van de aard van het probleem vindt vervolgens overleg plaats in Europees verband. De PD’s van alle landen zijn verenigd in de EPPO (European and Mediterranean Plant Protection Organization). Besluitvorming over grootscheepse Europese maatregelen is weer een zaak van de Europese Commissie.
Melding
Potgronden en substraten zijn een medium waarin in principe planten, delen van planten en zaden worden versleept. Regelmatig krijgt RHP melding van een ‘onkruid’ dat niet bekend is. RHP maakt een onderscheid tussen de herkomst van onkruiden. De onkruiden uit veengebieden bijvoorbeeld, behoren in principe allemaal tot de Nederlandse flora.
Anders ligt het voor kokos en schors, die een heel andere herkomst hebben dan veen. Beide materialen, die in populariteit toenemen, kunnen tijdens opslag besmet raken met onkruidzaden. Er is daarom regelmatig overleg tussen RHP en PD, gericht op specifieke voorvallen.
Biodiversiteit of export
De voornaamste reden om het probleem van de invasieve exoten zeer serieus te nemen, is het bewaken van de biodiversiteit. Exoten mogen de Nederlandse vegetatie niet gaan verdringen. Daarnaast kunnen er andere argumenten zijn om een soort te reguleren. Een voorbeeld daarvan is de plant Ambrosia, die het hooikoortsseizoen in Nederland met twee maanden kan verlengen. Ambrosiazaad lift onbedoeld mee met vogelvoer.
De andere reden is het economisch belang dat in het geding komt als exoten de teelt in Nederland bemoeilijken of de export belemmeren. Als er in Nederland een bepaalde exoot is aangetroffen dan kunnen andere landen producten uit Nederland gaan weren. Overigens is hierbij het risico van dieren en micro-organismen groter dan van planten. De EU-lijst van quarantaine organismen bevat momenteel maar één plantengeslacht. Er zijn echter ook de nodige landen buiten de EU die planten op hun quarantainelijst hebben staan.
Lammers: “Het weren van invasieve soorten beperkt zich dus niet tot gevolgen voor onze eigen natuur, maar ook daarbuiten.”
Van alle grondstoffen voor potgronden en substraten wordt eenderde weer geëxporteerd, omdat Nederland in deze sector toonaangevend is. Lammers: “Wij zijn een land dat veel producten doorvoert. We zijn dus exportafhankelijk. Daar is ons beleid ook steeds op gericht. Bij ieder organisme moet je afwegen of de schade opweegt tegen de eventuele handelsbeperkende maatregelen die je moet nemen om het organisme te beteugelen.”
Van Valkenburg vult aan: “Een tropische plant kan soms in de kas uitbundig tot ontwikkeling komen, maar buiten die geconditioneerde omgeving snel afsterven. Dan lijkt zo’n probleem beheersbaar. Toch kan zo’n exoot bijvoorbeeld in Zuid-Europa wel gaan woekeren, op het moment dat wij producten die kant op exporteren.” Dit geldt voor zowel ongebruikte substraten als voor planten in een substraat.
Drie peilers
Het beleid van de PD ten opzichte van invasieve exoten rust op drie peilers: preventie, eliminatie en beheersing. Veel aandacht ligt bij preventie. Uiteraard is dat de meest effectieve manier om problemen buiten de deur te houden. Wordt er toch een organisme aangetroffen dat een bedreiging kan gaan vormen, dan volgt zo mogelijk eliminatie. Het geval van de Kleine waterteunisbloem is daar een voorbeeld van. Is een organisme toch binnen gedrongen en niet meer te elimineren, dan volgt beheersing. Een sprekend voorbeeld is de knolcyperus, die z’n vijfentwintig jaar geleden voor het eerst werd aangetroffen in de gladiolenteelt. Een perceel moet nu drie jaar vrij zijn van knolcyperus, voordat er weer export van gewassen mag plaatsvinden.
De introductie van nieuwe soorten is een continue proces, dat uiterst moeilijk is. De PD krijgt signalen over nieuwe soorten van de eigen controleurs, controleurs van keuringsdiensten en is verder afhankelijk van derden. Soorten moeten eerst opvallen en worden ontdekt. Van Valkenburg: “Van belangrijke schadelijke families als de cyperaceae werken we aan herkenning door DNA-sequentie. Soms kunnen we soorten toch niet helemaal op naam stellen. Maar als toch maatregelen nodig zijn, gebeurt dat wel.”
Meer exportstromen, dus meer exoten
Binnen RHP neemt de aandacht voor fytosanitaire aspecten verder toe. Deelnemers maken in toenemende mate gebruik van materialen en grondstoffen die afkomstig zijn uit landen over de hele wereld. Bovendien exporteren zij hun hoogwaardige substraten weer naar verre oorden of de klant doet dit met een gekweekte plant erin. Deze stroom van grondstoffen en producten heeft ook een stroom van restproducten in zijn kielzog.
De beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen om problemen te corrigeren neemt tegelijkertijd af. In de context van deze ontwikkeling vond het gesprek plaats met Wiebe Lammers en Johan van Valkenburg.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u terecht bij Marco Zevenhoven van RHP. Op de website van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vindt u meer informatie bij het onderwerp ‘Biodiversiteit’.
Nieuwsbrief RHP mei 2009
‘Denk vooral aan de export van je product’
Toenemende globalisering heeft het probleem van invasieve exoten en hun invloed op biodiversiteit op de kaart gezet. De PD werkt aan de preventie en bestrijding van exoten die planten bedreigen. ‘Aliens’, kunnen in Nederland het natuurlijk evenwicht verstoren, maar ook onze export als doorvoerland belemmeren.
Op het moment dat Staatsbosbeheer in De Biesbosch voor het eerst de Kleine waterteunisbloem (Ludwigia peploides) aantrof, werd al snel duidelijk dat deze uitheemse waterplant een flinke bedreiging vormde voor de biodiversiteit in Nederland. Het uit Latijns-Amerika afkomstige plantje heeft namelijk in Frankrijk al flink huisgehouden in moerasachtige gebieden. De PD (Plantenziektenkundige Dienst) constateerde dat het aantal planten hier gelukkig nog beperkt was. Het gebied werd afgegraven, de planten vernietigd en het probleem was geëlimineerd.
“Invasieve exoten zijn een toenemend probleem in Nederland en daarbuiten”, vertelt Wiebe Lammers van de PD. Het Ministerie LNV stuurde daarom in 2007 een beleidsnota over dit onderwerp naar de Tweede Kamer, met als doel de introducties van invasieve exoten in te perken en zo de biodiversiteit te behouden. Dit leidde begin 2009 tot de oprichting van het Team Invasieve Exoten van de PD. Lammers is coördinator van dit team, dat zich zowel bezig houdt met planten als dieren en micro-organismen (bijvoorbeeld virussen en schimmels) die een probleem kunnen vormen voor de biodiversiteit. De raakvlakken tussen PD en RHP liggen hoofdzakelijk op het terrein van plantenziekten en planten; exotische planten kunnen als onkruid woekeren in de teelt, de handel bemoeilijken en schade toebrengen in de natuur. De PD richt zich van oudsher vooral op de teelt en handel, met het nieuwe Team Invasieve Exoten is er toenemende aandacht voor de natuur.
“Herkenning van deze planten is niet altijd eenvoudig”, vertelt plantentaxonoom Johan van Valkenburg. Het is vaak erg moeilijk te herleiden waar ze precies vandaan komen. Ook het determineren kent obstakels, omdat de plantensoorten wereldwijd niet overal even goed in kaart zijn gebracht. Tel daarbij op dat een uitheemse plant, die in een kas wordt aangetroffen, er vaak heel anders uit ziet als zijn soortgenoten in de vrije natuur en de puzzel is compleet.
Niet op eigen kracht
Wat zijn nu precies uitheemse planten en wanneer zijn het exoten? Het is een afweging, blijkt uit het gesprek met Van Valkenburg en Lammers. “Als van oorsprong Europese planten door de klimaatsverandering oprukken vanuit meer zuidelijke gebieden en hier goed gedijen, dan noemen we ze geen exoten. We noemen ze pas exoten als ze op eigen kracht niet hier kunnen komen. Ze komen bijvoorbeeld mee met plantmateriaal of transportmiddelen als zaden, knollen en wortelstokken.”
Regulatie of niet
Als de PD na een melding heeft vastgesteld om welke plant het gaat en of deze mogelijk schadelijk kan zijn voor de Nederlandse flora en fauna, voert het Team Invasieve Exoten een risico-analyse uit. De PD adviseert vervolgens het ministerie LNV of er wel of geen regulatie moet plaatsvinden. Als een soort de biodiversiteit bedreigt dan krijgt deze het etiket ‘invasieve exoot’. Afhankelijk van de aard van het probleem vindt vervolgens overleg plaats in Europees verband. De PD’s van alle landen zijn verenigd in de EPPO (European and Mediterranean Plant Protection Organization). Besluitvorming over grootscheepse Europese maatregelen is weer een zaak van de Europese Commissie.
Melding
Potgronden en substraten zijn een medium waarin in principe planten, delen van planten en zaden worden versleept. Regelmatig krijgt RHP melding van een ‘onkruid’ dat niet bekend is. RHP maakt een onderscheid tussen de herkomst van onkruiden. De onkruiden uit veengebieden bijvoorbeeld, behoren in principe allemaal tot de Nederlandse flora.
Anders ligt het voor kokos en schors, die een heel andere herkomst hebben dan veen. Beide materialen, die in populariteit toenemen, kunnen tijdens opslag besmet raken met onkruidzaden. Er is daarom regelmatig overleg tussen RHP en PD, gericht op specifieke voorvallen.
Biodiversiteit of export
De voornaamste reden om het probleem van de invasieve exoten zeer serieus te nemen, is het bewaken van de biodiversiteit. Exoten mogen de Nederlandse vegetatie niet gaan verdringen. Daarnaast kunnen er andere argumenten zijn om een soort te reguleren. Een voorbeeld daarvan is de plant Ambrosia, die het hooikoortsseizoen in Nederland met twee maanden kan verlengen. Ambrosiazaad lift onbedoeld mee met vogelvoer.
De andere reden is het economisch belang dat in het geding komt als exoten de teelt in Nederland bemoeilijken of de export belemmeren. Als er in Nederland een bepaalde exoot is aangetroffen dan kunnen andere landen producten uit Nederland gaan weren. Overigens is hierbij het risico van dieren en micro-organismen groter dan van planten. De EU-lijst van quarantaine organismen bevat momenteel maar één plantengeslacht. Er zijn echter ook de nodige landen buiten de EU die planten op hun quarantainelijst hebben staan.
Lammers: “Het weren van invasieve soorten beperkt zich dus niet tot gevolgen voor onze eigen natuur, maar ook daarbuiten.”
Van alle grondstoffen voor potgronden en substraten wordt eenderde weer geëxporteerd, omdat Nederland in deze sector toonaangevend is. Lammers: “Wij zijn een land dat veel producten doorvoert. We zijn dus exportafhankelijk. Daar is ons beleid ook steeds op gericht. Bij ieder organisme moet je afwegen of de schade opweegt tegen de eventuele handelsbeperkende maatregelen die je moet nemen om het organisme te beteugelen.”
Van Valkenburg vult aan: “Een tropische plant kan soms in de kas uitbundig tot ontwikkeling komen, maar buiten die geconditioneerde omgeving snel afsterven. Dan lijkt zo’n probleem beheersbaar. Toch kan zo’n exoot bijvoorbeeld in Zuid-Europa wel gaan woekeren, op het moment dat wij producten die kant op exporteren.” Dit geldt voor zowel ongebruikte substraten als voor planten in een substraat.
Drie peilers
Het beleid van de PD ten opzichte van invasieve exoten rust op drie peilers: preventie, eliminatie en beheersing. Veel aandacht ligt bij preventie. Uiteraard is dat de meest effectieve manier om problemen buiten de deur te houden. Wordt er toch een organisme aangetroffen dat een bedreiging kan gaan vormen, dan volgt zo mogelijk eliminatie. Het geval van de Kleine waterteunisbloem is daar een voorbeeld van. Is een organisme toch binnen gedrongen en niet meer te elimineren, dan volgt beheersing. Een sprekend voorbeeld is de knolcyperus, die z’n vijfentwintig jaar geleden voor het eerst werd aangetroffen in de gladiolenteelt. Een perceel moet nu drie jaar vrij zijn van knolcyperus, voordat er weer export van gewassen mag plaatsvinden.
De introductie van nieuwe soorten is een continue proces, dat uiterst moeilijk is. De PD krijgt signalen over nieuwe soorten van de eigen controleurs, controleurs van keuringsdiensten en is verder afhankelijk van derden. Soorten moeten eerst opvallen en worden ontdekt. Van Valkenburg: “Van belangrijke schadelijke families als de cyperaceae werken we aan herkenning door DNA-sequentie. Soms kunnen we soorten toch niet helemaal op naam stellen. Maar als toch maatregelen nodig zijn, gebeurt dat wel.”
Meer exportstromen, dus meer exoten
Binnen RHP neemt de aandacht voor fytosanitaire aspecten verder toe. Deelnemers maken in toenemende mate gebruik van materialen en grondstoffen die afkomstig zijn uit landen over de hele wereld. Bovendien exporteren zij hun hoogwaardige substraten weer naar verre oorden of de klant doet dit met een gekweekte plant erin. Deze stroom van grondstoffen en producten heeft ook een stroom van restproducten in zijn kielzog.
De beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen om problemen te corrigeren neemt tegelijkertijd af. In de context van deze ontwikkeling vond het gesprek plaats met Wiebe Lammers en Johan van Valkenburg.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u terecht bij Marco Zevenhoven van RHP. Op de website van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vindt u meer informatie bij het onderwerp ‘Biodiversiteit’.
Nieuwsbrief RHP mei 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten