Tunesië, Marokko en Turkije
Nederlandse telers investeren nog niet massaal in high-tech in het zuiden
Op zoek naar producten die
de jaarrond levering aan afnemers waarborgen of invulling geven aan ‘local for
local? Steeds meer Nederlandse vruchtgroentetelers oriënteren zich op landen in
de regio rond de Middellandse Zee. Snel gaat die ontwikkeling niet, want
ondernemen in het buitenland vraagt inlevingsvermogen in de cultuur en grote
inzet.
Twintig
jaar geleden was Spanje ‘hot’. Een aantal vruchtgroentetelers, met name
tomatentelers, heeft daar een locatie opgezet om hun winterproductie te
waarborgen. Tegenwoordig zijn er nog maar een paar bedrijven over gebleven. De
ogen zijn nu gericht op landen als Turkije, Marokko en Tunesië. Toch gaat het
nu minder snel dan toen. Ondernemers zijn voorzichtig en niet iedere poging is
succesvol.
Teler
Piet Zwinkels reist al meer dan vijfentwintig jaar over de hele wereld om de
ontwikkelingen in de radijsteelt te volgen. Hij teelt en importeert radijs uit
Spanje, Portugal en Marokko. “Ik ben altijd op zoek naar kustgebieden met
zand”, legt hij uit. In 2010 heeft hij een joint-venture opgezet met een
bedrijf in Egypte. “Daar kan ik momenteel niet veel mee”, legt hij uit. “Het
gebied is politiek te onrustig en gevaarlijk.”
Zwinkels vindt het belangrijk dat de Nederlandse
telers over de grens gaan en hun kennis lokaal inzetten. “Waar ter wereld ik
ook kom, die technische vaardigheden van de Nederlanders zijn niet te evenaren.
Wij kunnen anderen ondersteunen, want de trend naar ‘local for local’ zet door.
De kennis die wij hebben verzameld, daar kun je geen hek om plaatsen. Die moet
je uitdragen en te gelde maken.”
Zijn oud-buurman Peter Klapwijk van GreenQ denkt
daar hetzelfde over. Hij ziet dat in gebieden die dicht bevolkt zijn
glastuinbouwprojecten ontstaan. De producten uit deze kassen voorzien in een
grote behoefte. Daar waar de welvaart stijgt, ontstaat vraag naar vers.
Tunesië
De
Noord-Afrikaanse landen Marokko en Tunesië liggen klimatologisch gunstig voor
de winterproductie van groenten. Verschillende Nederlandse bedrijven oriënteren
zich op de mogelijkheden van het telen in die landen. Zo zijn de
tomatenbedrijven AgroCare en Van den Bosch actief in Tunesië en Kesgro in
Marokko. Het gaat veelal om proefteelten. Niet iedere poging lukt, zo heeft
Sweetpoint zich alweer teruggetrokken uit Marokko. De ondernemers achter deze
initiatieven praten er liever niet over. Soms zijn plannen nog echt in een proeffase
of de informatie wordt alleen intern gecommuniceerd.
Tunesië is na de Arabische Lente meer toegankelijk
geworden voor Europese ondernemers en de weg naar een open economie is
ingeslagen. Het land bevindt zich in een ontwikkelingsfase. Aangezien de
toeleveranciers zich nog niet hebben gevestigd is de ontwikkeling van high-tech
glastuinbouw bijzonder moeilijk. De infrastructuur is daarentegen redelijk op
orde en het land ligt gunstig voor export naar Europa en het Midden-Oosten. Dat
maakt ondernemers nieuwsgierig naar nieuwe mogelijkheden.
Marokko
Marokko
is voor de Europeanen al meer bekend terrein. Bovendien heeft het land een
agrarische traditie. Joop Verhoeven van DLV Plant ziet vooral interesse bij
tomatentelers om bijvoorbeeld specialties te gaan telen in een land dat licht
genoeg is, aangezien het rendement van een belichte specialty teelt in
Nederland te laag is.
Arjan Bimmel van De Ruiter (Monsanto) bevestigt
dit. “De streek rond Agadir is van oorsprong het meest bekende tuinbouwgebied,
maar ook meer naar het zuiden in de westelijke Sahara (ter hoogte van de
Canarische Eilanden) ontwikkelt zich tuinbouw met plastic kassen. Het is een
gebied met veel licht, waar de omstandigheden gunstig zouden zijn voor teelt in
een gesloten (glazen) kas.”
Toch is de toeloop van Nederlandse telers in
Marokko niet massaal. Verhoeven wijt dit onder andere aan de taalbarrière. De
Franstalige landen Marokko en Tunesië hebben van oudsher meer verbintenis met
Frankrijk. Als er buitenlandse ondernemers actief zijn, dan gaat het meestal om
Franse investeerders. Alleen het Nederlandse handels- en teeltbedrijf Van Oers
United is zeer succesvol in het grootschalig telen van tuinbouwproducten,
waarvan bonen, bosuien en radijs de belangrijkste zijn.
Turkije
Turkije
heeft de laatste jaren veel aandacht gekregen van buitenlandse ondernemers.
Logistiek ligt het land gunstig, want zowel Rusland als Europa zijn goed te
beleveren. “Bovendien heeft het land een grote thuismarkt van 87 miljoen mensen
die een betere levensstandaard krijgen. Daardoor ontstaat er ook vraag naar
kwalitatief betere producten”, meent Klapwijk.
Aangezien Turkije een echte agrarische natie is en
de bewoners ondernemen in het bloed hebben, komt de tuinbouw goed van de grond.
Langs de Middellandse Zee (Antalya) is er meer sprake van low-tech tuinbouw
onder plastic, zoals dat ook in Zuid-Spanje het geval is.
Interessant voor de high-tech tuinbouw zijn de
streek rond Izmir en de hoogvlakte van Anatolië. Geothermie is daar mogelijk,
want op enkele plaatsen zijn heet water bronnen, of is het vlak onder het
oppervlak beschikbaar voor verwarming van kassen. De hoogvlakte is ook
aantrekkelijk omdat de nachten er koud zijn. Een tomatengewas heeft daar baat
bij.
Nationale investeerders
Ondanks
de gunstige voorwaarden zijn de Nederlandse telers nog niet massaal naar
Turkije getrokken. “Ik bespeur zelfs iets terugtrekkende bewegingen ten
opzichte van een aantal jaren geleden”, constateert Klapwijk. Het bedrijf
Vitensa (snoeptomaatjes en TomBons) had een aantal jaren een teeltbedrijf in
Turkije, maar heeft zich inmiddels teruggetrokken. Turkse investeerders denken
daar anders over. Van bijvoorbeeld textiel stappen zij over op investeren in
food. Er verrijzen dus steeds meer goed uitgeruste glazen kassen.
‘We hadden er al moeten
zijn’
Er
zijn meerdere redenen waarom Nederlanders maar mondjesmaat slagen in het
buitenland avontuur, geven de geïnterviewden aan. Allereerst zijn de
verschillen in taal en cultuur groot. Wil je slagen in deze landen, dan moet je
daar enorm veel tijd en energie in stoppen. Er naartoe gaan en een bedrijf
opzetten is één ding, maar het onderhouden van het contact, de bewaking van
kwaliteit en de dagelijkse leiding in handen houden is nog vele malen
belangrijker. Ook het investeren in de lokale infrastructuur, onderwijs en
medische zorg helpt bij de acceptatie.
Verreweg de meest genoemde reden is de instelling
van ondernemers in Nederland. Verhoeven: “Nederlandse ondernemers doen nog
teveel aan cherrypicking, zonder daar iets tegenover te stellen. Dat werkt
niet.” Klapwijk: “Onze mentaliteit is nog teveel productiegericht. Het gaat er
niet om die paar wintermaanden te overbruggen. Luisteren naar de markt is vele
malen belangrijker. Mijn overtuiging is dat ‘local for local’ de toekomst
heeft. Je moet het product daar telen waar consumenten zijn.”
Zwinkels is het daarmee eens. “In andere landen
gaat de conjunctuur omhoog. Je moet er niet heen gaan vanwege de goedkope
arbeidskrachten, want in andere landen stijgt de welvaart en dus stijgen de
lonen. We hebben de kennis en we hadden er al moeten zijn. Misschien zijn we
zelfs al te laat.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten