dinsdag, januari 09, 2018

Ondernemerschap



Tien jaar Thanet Earth en de naderende Brexit
‘Niet bang zijn om onverwachte strategische zetten te doen’

Glastuinbouwbedrijven met expansiedrift zullen in de toekomst vaker kiezen voor een buitenlandse locatie in de buurt van hun directe afzetmarkt. Thanet Earth in het Verenigd Koninkrijk is een antwoord op de vraag naar ‘British produced’. Tien jaar na dato is het bedrijf succesvol gegroeid dankzij de intensieve samenwerking tussen Nederlandse telers en een Engelse handelspartij. ‘Zo’n alliantie werkt’, vertellen de initiatiefnemers.

Engeland is altijd een belangrijk afzetland geweest voor Nederlandse glasgroenten. Het begon in de crisisjaren van de vorige eeuw met export van tomaten vanuit het Westland en het groeide uit tot intensieve contacten tussen teeltbedrijven, handel en Engelse retailers.

Over de grens telen
Telen aan de overkant van het kanaal, op een plaats dichtbij de afzetmarkt, was de volgende zet op het schaakbord. Nederlandse telers namen de gezamenlijk de stap om het glastuinbouwbedrijf Thanet Earth te bouwen. Zij speelden daarmee in op de ‘local for local’ trend, omdat Engelse consumenten graag Brits product kopen. De eerste locaties waren nauwelijks in productie toen de bankencrisis uitbrak, maar het bedrijf wist zich goed te ontplooien. Inmiddels tien jaar later is het zesde bedrijf in aanbouw en is het in areaal verdubbeld. Het gaat eigenlijk heel goed met het modernste glastuinbouwbedrijf van Groot Brittannië.


Gedreven Nederlandse telers
De onderneming is het grootste en meest moderne glastuinbouwbedrijf in het Verenigd Koninkrijk, gestart in 2008 met 24 ha kassen en inmiddels uitgegroeid tot een productieareaal van 46 ha.
Het is een joint-venture tussen de Nederlandse teeltbedrijven Rainbow Growers Group (paprika), A&A (komkommer) en RedStar (tomaten) en de Britse Verkoop & Marketingorganisatie Fresca. De aandelenverhouding ligt hierbij op 50/50.
De teelt rust op drie pijlers: tomaten, komkommers en paprika’s. Tomaat is het grootste product dat bovendien het meeste opbrengt. Soms gebeurt het dat de andere producten goedkoper in de supermarkt liggen dan de werkelijke kostprijs. Toch zijn ze nodig om de afnemers een compleet pakket aan te bieden. De vraag naar vruchtgroenten is vele malen groter dan de productie in Engeland. Ongeveer 20% van de productie is daadwerkelijk op Engelse bodem geteeld. De rest komt van het vasteland.

Britse verkooporganisatie
Het gezamenlijke pakstation verzorgt het verpakken van de producten en de logistiek. De organisatie Thanet Earth Marketing doet de verkoop. Het Britse Fresca speelt een belangrijke rol, vanwege de verkoop- en marketingkennis én de goede relatie met Engelse supermarktketens.
Initiatiefnemer Wim Grootscholten van Rainbow Growers en manager Kees van Oostenrijk van RedStar vertellen over de lessen die zij in de afgelopen tien jaar hebben geleerd. Sector bankier Jan de Ruyter van ABN AMRO volgt de sector op de voet en ziet kansen voor meer ondernemers in het land dat opstoomt naar de Brexit.

Smeermiddel nodig
“Een betere teeltlocatie in Engeland is er niet”, vindt paprikateler Grootscholten. “Het klimaat is er mild door de invloed van de zee en er zijn veel zonuren.” Op momenten dat de mist als een deken over Dover ligt, dan schijnt een paar kilometer naar het noorden de zon vaak al. De ondernemer rijdt nog steeds regelmatig naar Kent om zijn afdeling aan te sturen. Zijn collega, komkommerteler Arjan de Gier, woont er inmiddels.
De paprikateler herinnert zich nog dat Engelse banken geen heil zagen in het project, dus moest het kapitaal vanaf het vasteland komen. Ook verliep het afgeven van vergunningen stroperig. Al snel bleek hoe belangrijk het was dat de Nederlandse telers hun Engelse partner Fresca bij het project hadden betrokken. Die aanpak bleek het smeermiddel voor het overbruggen van cultuurverschillen.
De combinatie van Nederlandse teeltkennis en de expertise van de Britten zorgt voor een win-win situatie. “Ik ben heel blij met deze samenwerking, zowel op gebied van afzet als met collega groentetelers in dat land”, meent Grootscholten. “We hebben enorm veel van elkaar geleerd en de verhoudingen zijn goed. Als mij één ding duidelijk is geworden is het wel dat je er relaties nodig hebt om zaken te doen.”

Drietrapsraket
Voordat tomatenbedrijf RedStar besloot om een productielocatie op te zetten in Groot Brittannië was het al internationaal actief met een teeltlocatie in Spanje. “De visie om te internationaliseren was er dus al”, vertelt Kees van Oostenrijk. Hij ziet de trend om meer lokaal te produceren, dus niet te ver van grote concentraties consumenten, doorgaan. De stap naar de overkant van het Kanaal was een antwoord op de vraag naar ‘British produced’. Het besluit om destijds naar Spanje te gaan was vooral ingegeven om jaarrond product beschikbaar te hebben.
“De grote retailers in Engeland zijn koplopers en hebben veel ervaring, met name met marketing, verkoop en category management. Door er zo dicht op te zitten hebben wij daar als organisatie veel van geleerd”, gaat hij door. In de slipstream van de overzeese productielocatie vinden op het vasteland geteelde producten van het bedrijf hun weg naar de Engelse supermarkten. “Onze klanten hebben gewoon veel meer producten nodig dan we daar kunnen telen. Het is dus eigenlijk een drietrapsraket om de Engelse markt te bereiken”, meent Van Oostenrijk.
De manager vindt dat het project meer heeft gebracht dan het betreden van een afzetmarkt. “Wij Nederlanders hebben meer zelfvertrouwen gekregen door deze internationale samenwerking. Persoonlijk vind ik dat er een bijzondere dynamiek ontstaat door de combinatie van gedreven Nederlandse telers en Engelse ‘boardroom-tijgers’.”

Krachtige combinaties
Bankier Jan de Ruyter ziet dat er vooral krachtige combinaties ontstaan als bedrijven samenwerking aangaan met vaste partners in het land van vestiging. “Juist die partnerships zijn de sleutel om producten verder in de keten te krijgen”, legt hij uit. “Uiteraard nemen bedrijven met zo’n stap een risico, maar voor velen is het, naast zakelijk succes, ook een goede leerschool gebleken. Thanet Earth is daar een voorbeeld van.” Om die reden besteedde de bank recent in de publicatie Agrarisch Nieuws ook aandacht aan het Nederlands-Engelse teeltproject in relatie tot de Brexit.
De Ruyter constateert dat de schaalvergroting in de glasgroentesector doorzet, maar vindt het geen doel op zich. De relaties met handelsbedrijven worden intensiever en samen met deze partners kunnen bedrijven doorgroeien. Bij financiering van opschaling of uitbreiding beoordeelt de bank bedrijven niet uitsluitend op de bekende parameters als kostprijs en verwachte opbrengsten, maar juist op bestendige samenwerkingsvormen in de keten.
“Soms zie je dat ketenpartijen investeren in productiebedrijven, maar waarom kan dat niet andersom?”, vraagt hij zich af. “Waarom investeren teeltbedrijven niet in schakels verder in de keten?” Uiteindelijk moet je als bedrijf onderscheidend vermogen hebben in de markt, waardoor je minder uitwisselbaar wordt. Samenwerking is een bijna noodzakelijk middel daartoe.”

Dalende koopkracht
De naderende Brexit komt voor de ondernemers niet onverwachts. Van Oostenrijk: “Engelsen zijn moeilijk te peilen. De cultuur is echt anders dan hier.” Grootscholten vult hem aan: “Eigenlijk zagen we het aankomen, hoe nadelig het ook is voor de economie. Ik merk dat de ondernemers in Engeland enorm zijn teleurgesteld. Het is echt niet goed voor dit land. Door de daling van het Pond daalt de koopkracht van de inwoners en daar ben ik erg bezorgd over.”
Voor de teeltcombinatie verwacht hij geen nadelige gevolgen. Ondanks stijgende loonkosten (5-10%) daalt de totale kostprijs voor arbeid en energie ten opzichte van het vasteland van Europa. Produceren in Engeland is dus voordelig. “Als wij onze tomaten niet in Engeland kunnen verkopen, dan ligt er nog altijd een markt in Europa”, denkt Van Oostenrijk, hoewel hij niet verwacht dat het zo ver zal komen.

Stoorzender
Meerdere bedrijven in de financiële wereld treffen momenteel voorbereidingen om uit het Verenigd Koninkrijk te vertrekken Wellicht is het interessant voor bedrijven in de voedingstuinbouw om juist nu te investeren in relaties in het Verenigd Koninkrijk. De Ruyter ziet nog weinig signalen in die richting. “Voedsel is een basisvoorziening. Natuurlijk zullen mensen zich meer bewust zijn van hun uitgaven, maar ze moeten wél eten.”
Het land kan momenteel niet voorzien in haar eigen behoefte en zal dus altijd moeten importeren. “Wat wel een stoorzender kan zijn is de mogelijke invoer van nieuwe regelgeving of importheffingen, maar ook dan moet er voldoende voedsel beschikbaar blijven voor de bevolking. Engelse supermarkten zijn gewend aan de kwaliteit van Nederlandse producten voor een acceptabele prijs. Er is vooralsnog weinig noodzaak om dit anders te organiseren.”

Positie versterken
Na de start van de Nederlands-Britse combinatie zijn er nog geen andere Nederlandse teeltbedrijven gevolgd. Grootscholten vindt dat erg jammer. “Er is genoeg ruimte en een goede markt voor kwaliteitsproducten.”
De Ruyter denkt dat het Verenigd Koninkrijk nog steeds een interessante markt is voor de Nederlandse voedingstuinbouw ondanks de naderende Brexit. “Het kan juist een strategische stap zijn om in deze tijd je positie te versterken met een partner in Engeland”, vindt hij. “Het is best een grote stap, maar er liggen zeker kansen.”

“Wij hebben nog zeker de ambitie om verder te groeien in Engeland”, meent Van Oostenrijk, “maar we onderzoeken ook mogelijkheden voor productlocaties in bijvoorbeeld Polen en Duitsland. Die spreiding past ons. En wat die Brexit betreft: de wereld blijft altijd roerig. Je moet er voor zorgen om de wind in de zeilen te houden.”

Geen opmerkingen: