Trage aanpassing regelgeving
remt zet rem op geïntegreerde gewasbescherming
Groene middelen mogen niet
in grijs gebied komen
‘Vergroening’ van het middelenpakket is een feit. De druk
vanuit de samenleving is groot genoeg om het gebruik van chemie terug te
dringen. De tuinbouw zoekt naar wegen om duurzaam te produceren met
geïntegreerde gewasbescherming. Alleen de stroomlijning van de wetgeving hiervoor
volgt in traag tempo, zo blijkt uit de mond van drie vakmensen.
Plantweerbaarheid is het centrale thema binnen de
Publiek-Private Samenwerking(PPS) ‘Het Nieuwe Doen in Plantgezondheid’. Wageningen
University & Research probeert in dit onderzoeksprogramma grip te krijgen
op processen in de plant, die ziekten en plagen op afstand houden.
Fabrikanten ontwikkelen steeds
meer gewasbeschermingsmiddelen die vriendelijk zijn voor het milieu op basis
van natuurlijke stoffen en middelen die de weerbaarheid van planten vergroten.
Ze kunnen een aanvulling zijn, maar soms zijn de verwachtingen te hoog
gespannen. Dat vindt Jo Ottenheim, secretaris bij Nefyto, de brancheorganisatie
van de bedrijven die chemische en biologische gewasbeschermingsmiddelen
ontwikkelen voor de Nederlandse markt.
Soms zijn verwachtingen van groene middelen te hoog
“We hebben het over een groep
laag risicomiddelen die uit de natuur afkomstig is of identiek zijn”, zo
beschrijft hij de definitie voor ‘groene’ middelen. “Je kan ze niet altijd vergelijken
met chemische middelen en je moet ze dus ook anders inzetten.”
Echt nodig
Ottenheim is bezorgd over het beschikbare middelenpakket.
Het aantal chemische middelen met een toelating neemt af, terwijl groene
middelen de leemte niet kunnen opvullen. “Het is een lastige discussie. Vaak
wordt de indruk gewekt dat de tuinbouw erg gefocust is op middelen, terwijl ik
het tegengestelde ervaar in de praktijk. Ik zie vooral dat telers erg intensief
werken aan geïntegreerde bestrijding, waarbij chemische middelen een onderdeel
vormen van een totaalaanpak. Dat wordt niet door iedereen zo gezien.”
In het programma ‘Systeemaanpak
Duurzame Gewasbescherming’, onlangs afgetrapt door staatssecretaris Martijn van
Dam, zijn zeven pilots gestart waarin telers met ondersteuning van deskundigen
knelpunten in geïntegreerde bestrijding (Integrated Pest Management, ofwel IPM)
aanpakken. Een belangrijk onderdeel is het delen van ervaring met andere
bedrijven en sectoren.
De wetgeving rond gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen is star en niet van deze tijd, meent de secretaris,
“zowel voor groene als chemische middelen.” Dat denkt hij niet alleen, het komt
steeds naar boven in discussies rond praktische toepassingen.
Neem nu bijvoorbeeld de
restrictie dat een middel twee of vier keer per teelt mag worden gebruikt. Binnen
de systeemaanpak wordt nu bijvoorbeeld gekeken of milieu- en
gezondheidsrisico’s van een meer frequente, maar pleksgewijze toepassing
aanvaardbaar zijn.
Beperkte toepassing
John Potters,teeltspecialist bij Plantenkwekerij Vreugdenhil
loopt tegen dezelfde regelgeving aan. De plantenkwekerij heeft enerzijds klanten
die een nultolerantie eisen als het om plagen gaat. Anderzijds zijn er klanten
die graag al in de opkweekfase biologische bestrijding en biostimulanten inzetten.
“Wij krijgen vaak de vraag om bepaalde
chemische middelen, die echt nodig zijn om planten schoon en ziektevrij te
houden, niet te gebruiken. Dat komt omdat het aantal toepassingen van middelen
aan banden is gelegd. Dat vormt een spanningsveld”, geeft Potters aan. Ook
begrijpt hij dat zijn klanten geconfronteerd worden met de soms bovenwettelijke
eisen van retailers en detectiemethoden die zo nauwkeurig zijn dat zelfs het
kleinste spoortje van een stof nog traceerbaar is.
De plantenkweker wil graag
meedenken met zijn klanten, maar zit soms in een spagaat. Bedenk daarbij dat
het toepassen van bepaalde middelen in de relatief kleine compartimenten tot
een lager middelenverbruik leidt dan op de veel grotere oppervlakte van een
kwekerij.
Eetbare
sierteeltproducten
Lichtpuntjes zijn er ook. Naast de opkweek van warme
groenteplanten heeft Plantenkwekerij Vreugdenhil een eigen productlijn
‘Pick-&-Joy’. Dit zijn speciaal geselecteerde plukgroenten die passen
binnen een gezond voedingspatroon. Het is niet meer dan logisch dat deze
planten aan dezelfde eisen moeten voldoen als alle producten in de AGF sector.
Daarom is het bijna tegenstrijdig
dat deze planten, die ook vaak in een tuincentrum zijn te vinden, als
sierteeltproduct worden aangemerkt. De strenge eisen voor voedselveiligheid
zijn daardoor niet van toepassing.
Uiteraard moeten consumenten zonder
problemen van deze planten kunnen eten. De plantenkwekerij loopt daarom mee in
het certificeringstraject MPS- Fruit & Vegetables. Arjan van der Meer,
woordvoerder van MPS (More Profitable Sustainability) vertelt dat er inmiddels zo’n
vijftig sierteeltbedrijven met producten die mogelijk eetbaar zijn meedoen.
Denk daarbij aan telers van citrusboompjes en kruiden. “De belangstelling voor MPS-Fruit
& Vegetables neemt toe onder invloed van Europese regelgeving.”
Duurzame productie
Een andere trend in de sierteelt is om transparantie te
tonen. Wat zit er exact in bloemen en planten aan werkzame stoffen? Met MPS-Productproof
kun je dus aantonen welke werkzame stoffen ontbreken. Het is een transparantie
instrument waarmee telers aan de hand van zes punten kunnen onderzoeken of hun
product voldoet aan de hoge eisen van hun afnemers. Het gaat om het garanderen
van een duurzame productie. Neonicotinoïden, die in verband worden gebracht met
wintersterfte van bijen, vallen bijvoorbeeld niet onder MPS, maar wel onder MPS-Productproof.
Dit komt omdat deze groep van werkzame stoffen niet in alle landen verboden is.
Sector neemt grote stappen in duurzaam en transparant produceren
MPS ABC, het mondiale certificeringssysteem
beoordeelt bedrijven, terwijl Productproof vooral op productniveau speelt. Meer
dan twintig jaar na de lancering van MPS voert ruim 75% van de aanvoerders van
Royal FloraHolland dit certificaat. “De laatste 25% volgt, maar die is
moeilijker binnen te halen. Toch is de noodzaak er, want organisaties als
Greenpeace houden de sector scherp”, vertelt Van der Meer.
Het succes van MPS toont aan dat
de sierteeltsector grote stappen heeft gemaakt om duurzaam en transparant te
produceren. Het vervangen van chemische door groene middelen past binnen dat
traject.
Meststoffen met
bijwerking
Toelating van nieuwe groene middelen, die passen binnen
geïntegreerde bestrijding, is niet eenvoudiger dan de procedure voor chemische
middelen. Het zijn complexe stoffen. Soms zijn het meststoffen met een
bijwerking, waardoor ze eigenlijk gewasbeschermingsmiddel zijn.
“Er ontstaat een tussencategorie
en dat zou eigenlijk niet mogen”, vindt Ottenheim, “want een ‘grijs’ gebied werkt misbruik in de hand. Eigenlijk moeten we
vooral focussen op de risico’s, in plaats van het indelen in bepaalde
subcategorieën. Op Europees niveau wordt gewerkt aan een vernieuwing van de
meststoffenverordening, waar ook biostimulanten onder gaan vallen. Dat maakt
dat de discussie zeer actueel is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten