maandag, maart 31, 2008

Zagers
















Kweek van zagers kan een grote vlucht nemen

Als het aan Bert Meijering ligt gaat de kwekerij van zagers in Nederland gouden tijden tegemoet. Zagers zijn bekend als aas voor de sportvisserij, maar je kunt er ook visvoer van maken voor de professionele garnalen- en viskwekerij. Het bedrijf Topsy Baits is al een eind op weg om die stap te nemen.
‘Hoe het allemaal is begonnen? Ik heb iets met water en beestjes’, vertelt Bert Meijering. Hij haalt zijn handen door een bak zagers (Nereis virens) en laat de glibberige wormen over zijn handen glijden. ‘Kijk, dit slijm beschermt ze tegen allerlei ziektes.’ In de hal staan bakken vol geoogste zagers te wachten op verdere verwerking. Buiten liggen de kweekvijvers in lange rijen in het gelid.
Meijering heeft zijn hobby in meer dan twintig jaar weten uit te bouwen tot een toonaangevende kwekerij, met veel know-how van de wormencultuur. Van vermeerdering, tot kweek, oogst en verwerking. Er zijn meer ondernemers gestart met de kweek van zagers, maar Topsy Baits is tot dusver de meest succesvolle.

Ondiepe vijvers
Meijering heeft ondiepe kweekvijvers ontwikkeld, die zijn opgebouwd uit kleine dammetjes met folie er tussen. Daarin ligt een laag van 15 cm zand, waarin de wormen leven. Boven het zand staat 30 cm zout water, dat wordt belucht. Aangezien de vijvers erg ondiep zijn heeft de kweker een eigen methode van beluchting moeten ontwikkelen, omdat de bestaande systemen zijn toegespitst op diepere vijvers.
Het seizoen begint in april als Bert zijn in eigen beheer gekweekte larven van een halve millimeter uitzet in de vijvers. In juli kunnen de eerste kleine wormen van ongeveer één gram worden geoogst.
De markt voor levend aas is erg seizoensgebonden. De rest van de wormen mag dus uitgroeien totdat ze groot genoeg zijn om in te vriezen. Die zijn dan geschikt als voer voor garnalen of vissen.
In de beginjaren werden de zagers met de hand geoogst. Inmiddels heeft Bert machines ontwikkeld om automatisch te oogsten. Deze machines trekken zichzelf naar voren door de vijvers. Dat oogsten gebeurt door de zandlaag los te spuiten, waarna de wormen los komen. Ze worden dan in trommels opgevangen, waarna zand en stukjes schelp weer kunnen bezinken. De geoogste zagers gaan vervolgens naar de verpakkingshal waar ze nog 24 uur in schoon water staan om in die tijd alle zand uit werpen.

Vriezen of drogen
In 1999 kwam Meijering in contact met een Arubaans bedrijf, dat op zoek was naar voer voor de kweek van gamba’s. Deze garnalen werden vanouds gevoerd met Amerikaanse wormen, die uitsluitend in het wild worden gevangen. Zo ontstond het initiatief om de zagers ingevroren te exporteren. ‘Dit heeft een nieuwe ontwikkeling in gang gezet. Inmiddels exporteren we bevroren zagers naar 28 landen’, vertelt Bert.
Engeland is een belangrijke afzetmarkt voor Topsy Baits. Daarom zette Meijering ook een zagerkwekerij op in Zuid-Wales. Samen beleveren ze de Noord Europese markt.
Bevroren zagers exporteren heeft zo zijn beperkingen. Bert: ‘Je exporteert voor meer dan 80% water. Bovendien is het een kwetsbaar product als het per vliegtuig wordt vervoerd, want het moet tijdens de reis bevroren blijven.’ Dit bracht Meijering op het idee om de zagers te drogen en te verwerken tot korrels. Samen met het Welsh bedrijf ontwikkelde hij korrels, die eigenlijk nog maar 1 tot 2% zagers bevatten en voor de rest bestaan uit plantaardig materiaal. ‘We hebben deze korrels gevoerd aan forellen en nu blijkt dat deze vissen het er heel goed op doen’, aldus Meijering. En dat is een veelbelovend resultaat.
‘Roofvissen als zalm en kabeljauw eten uitsluitend voer dat is gemaakt van visproducten. We hebben nu uitgevonden dat deze vissen onze korrels ook lusten en erop groeien’, gaat hij door.

Doorbreken cirkel
Als deze ontwikkeling doorzet, dan ligt er nog een wereld open voor Topsy Baits. De kweek van vissen, de aquacultuur, groeit al twintig jaar met bijna 10% per jaar. De productie van vismeel, de basis van visvoerproducten is stabiel. Zie hier een gat in de markt.
Bovendien doorbreekt Meijering met zijn vismeel vrije korrels ook de voedselketen van uitsluitend dierlijke oorsprong. Er zijn namelijk vele kilo’s vismeel nodig om één kilo zalm te kweken. Het is dus mogelijk vissen te kweken met overwegend plantaardig voedsel, wat de duurzaamheid van de aquacultuur bevordert. Een sprong vooruit, dus.
Bert Meijering verwacht dat veel akkerbouwers in de toekomst baat kunnen hebben bij de zagerkweek op laag gelegen stukken land, die door verzilting niet meer geschikt zijn voor de traditionele gewassen. ‘Als ik een rekensommetje maak, dan denk ik dat er ruimte is voor 2.000 tot 3.000 hectare kweekvijvers. Ik verwacht namelijk een goede afzet van de korrels op basis van gekweekte zagers.
Zover is het echter nog niet. Meijering probeert momenteel akkerbouwers te interesseren voor de zagerkweek. Bovendien heeft hij nog een harde dobber aan de plaatselijke overheden. Want, is de kwekerij van zagers nu een industriële activiteit of een agrarische? Daarover is het laatste woord nog niet gevallen. Meijering: ‘Als we dit met z’n allen willen dan zijn er geen moeilijke procedures nodig.’

Topsy Baits bv
Bert Meijering startte in 1984 met de kweek van zagers in een kleine vijver in Vlissingen. Zijn bedrijf Topsy Baits is sinds 1990 gevestigd op de huidige locatie in Wilhelminadorp. Inmiddels beslaan de kweekvijvers een oppervlakte van 17 hectare en produceert Topsy Baits 100 ton zagers per jaar. De wormen worden verkocht als levend aas voor de sportvisserij of bevroren als visvoer voor professionele viskwekerijen.
Topsy Baits heeft een joint venture met het Franse Normandie Appats (handel in wilde wormen) en het Welsh Dragon Baits.

zaterdag, maart 29, 2008

Heirloom aubergine

















Heirloom is hip

‘Dit noemen we de Heirloom-mix’, zegt Hans Verwegen van The Greenery als vanzelfsprekend als hij een mix van gemengde aubergine’s in flow-pack toont. ‘Heirloom?’ Ik reageer verbaasd.
Ruim een jaar geleden hoorde ik dat woord voor het eerst, in samenhang met een trend in de verenigde Staten. In het tomatenseizoen voeren supermarktketens als Wholefoods en Freshmarket campagnes met traditionele tomatenrassen en op Farmers Markets vinden de bont gekleurde, vaak vreemd gevormde vruchten hun weg naar de consument. Ze zijn erg populair, deze tomaten. Op mijn speurtocht vond ik de wonderbaarlijke Gary Ipsen (zie archief juli 2007), die er zijn levenswerk van maakt om oude tomatenrassen op te sporen, er zaad van te telen en te verkopen via Internet. Alles onder de naam Heirloom, letterlijk vertaald: erfstuk. Ik vond het interessant en legde het fenomeen voor aan een aantal tomatenexperts, onderzoekers, veredelaars. Zij reageerden op dat moment lauwtjes, matig geïnteresseerd. Het gaat tenslotte om een niche-markt.
Op dat moment begon ik te twijfelen of mijn enthousiasme voor deze trend wel gegrond was. Ik heb gewikt en gewogen, voordat ik het verhaal van Ipsen daadwerkelijk publiceerde. Uiteindelijk won mijn enthousiasme het van de twijfel. De daarop volgende maanden hoorde ik weinig reacties.
Dit najaar liep ik Leonie Hogendonk tegen het lijf. Zij vertelde me dat De Ruiter Seeds had besloten enkele Heirloom rassen in het assortiment op te nemen. Ik was aangenaam verrast. Even later zag ik op de websites van Eminent en Koppert Cress al Heirloom rassen staan, die onder de naam Inca tomaten het handelskanaal in gaan. Ze blijken al enkele jaren in de handel te zijn.
En dan nu de perspresentatie van telersvereniging Purple Pride, waar ook het woord Heirloom valt, alsof het nog nooit anders is geweest. Heirloom is dus hip, niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook in Nederland. Toch blijft het voor mij een raadsel dat dit fenomeen zo weinig aandacht krijg binnen het vak.

Tomaten
















Levenselixer voor yuppen
Met twaalf ietwat gesettelde veertig plussers staan wij in een kring rond onze jonge kok Jérome, die ons vanavond begripvol gaat begeleiden bij onze workshop ‘Italiaans koken’. Op de kaart staan welluidende Italiaanse gerechten als crostini met verse pesto, pizza, saltimbocca met tagliatelle, tomatensaus, gremolata, gekonfijte paprika’s en zabaglione van Marsala en amaretti’s toe.
‘Hoe kwam ik hier toch terecht’, vraag ik me even af. Het merendeel van het kookclubje is van het mannelijk geslacht, met Ralf Lauren overhemden en licht aangezet buikje. De dader is mijn immer goedlachse scharrelslager, die het gegoede Voorschotense publiek bedient van malse biefstukjes en ondertussen al zijn klanten een workhop aansmeert.
Naast mij staat een man met tweede huis op Zakinthos én 250 olijfbomen. Samen met een Bewuste Vader, die ’s avonds het eten voor zijn fulltime werkende ega componeert, kneedt hij een deegje voor de tagliatelle. Ik raak enthousiast als ik de pastamachine mag bedienen. Nooit gedacht dat ik nog eens met de hand reepjes pasta zou maken, na jarenlang in de supermarkt een doos met gedroogde inhoud weg te grissen.
Jérome laat ons een tomatensaus bereiden met verse basilicum. Dat stemt me optimistisch. Alleen de wat bleke pruimtomaten brengen me aan het twijfelen. Geen nood, een pakje Heinz tomatensaus brengt de oplossing voor het niet-rood probleem.
Als wij dan uiteindelijk aan tafel plaats nemen komt het gesprek als vanzelfsprekend op Hollandse tomaten. Ik spits mijn oren en luister toe. ‘Ja, die Hollandse tomaten smaken toch lang niet zo goed als de Italiaanse’, is de eerste voorzet. ‘Wasserbombe’, gooit mijn overbuurman op. Het begint bij mij een beetje te kriebelen op plekjes waar het normaal gesproken nooit kriebelt. Het moment nadert dat ik in moet grijpen.
‘Zijn die Nederlandse tomaten nu echt zo slecht, heren’, gooi ik op tafel. Mijn overbuurman schrikt een beetje van mijn opmerking. De man van de olijfbomen sputtert tegen. Hij blijkt op zijn Voorschotense thuisbasis ook een moestuin te beheren. ‘Nee, dan die tomaten van mij. Die zijn ’s zomers zo heerlijk’, weet hij te melden. Vanuit de rechtse hoek komt ineens de juiste voorzet: ‘Ik haal altijd Tasty Tom bij mijn supermarkt’. Ik trek aangenaam verrast een wenkbrauw op. Mijn disgenoten beginnen door te krijgen dat ik door mijn beroep enigszins gedeformeerd ben en vragen mij hoe het nu echt zit met ons Hollands product. Welnu, hier mijn kans om wat zaken recht te zetten in zoverre dit gezelschap nog open staat voor bijscholing. ‘Heren, we telen hier in Nederland prima tomaten. Eenderde behoort tot de categorie ‘smaaktomaten’ en die zijn echt heel lekker. De rest is gewoon goed en dient andere doeleinden, zoals salades of dit soort pastasauzen.’
‘Ja maar’, hoor ik de eerste tegenwerping. ‘We hebben hier vanavond met van die pakjes staan werken.’
‘Inderdaad’, geef ik grif toe. ‘Maar niet getreurd. Jullie hebben allemaal je dagelijkse portie lycopeen binnen gekregen en voor jullie, mannen, is dat van levensbelang. Het beschermt jullie tegen prostaatkanker.’ Stomverbaasd en met enige gêne kijken mijn beleefde toehoorders me aan. Of ze water zien branden. ‘Maar moeten we dan juist die gezonde verse Hollandse tomaten van jou niet eten?’ ‘Ja, die ook. Zoveel mogelijk, graag. Maar juist die gekookte sausjes zitten vol met jullie levenselixer.’ Dan is het stil. ‘Ziezo, die zit’, denk ik.
Die mannen in Voorschoten zullen dit lesje niet snel vergeten, denk ik. Dit lijkt mij ‘een stukje toegevoegde waarde’ aan een cursusje Italiaans koken voor belegen yuppen.