André en René
Poldervaart over biologische teelt:
‘Je moet sterke zenuwen hebben, maar ieder jaar groeit
het beter’
Strakke rijen
planten, kaarsrechte paden bedekt met houtsnippers en netjes geschoffelde
aarde. Het teelbedrijf van de familie Poldervaart ligt klaar voor het nieuwe
seizoen. Vlak onder het teeltoppervlak krioelt het van de beestjes, schimmels
en bacteriën die wortels aanvallen of juist sterker maken. Biologisch telen is
een missie, maar vooral een vak dat veel ervaring vraagt.
“Als je hier ’s nachts door de tuin loopt met een zaklamp
dan krioelt het van de pissebedden. Kun je daar niet tegen, dan slaap je niet
meer”, zegt André Poldervaart met doordringende blik. Wie het technisch zeer
modern uitgeruste bedrijf van vader André en zoon René nietsvermoedend binnen
stapt, zal verbaasd opkijken van de biodiversiteit in de kassen. Tussen de
houtsnippers van populieren wemelt het van de beestjes. Soms schadelijk voor de
planten, meestal behulpzaam bij het opruimen van bladeren die op de grond
vallen. Maar het meest treffende is de geur van het jonge paprikagewas,
komkommers en de tomaten die nog naast het plantgat staan. Het ruikt groen en
groeizaam.
Poldervaart heeft leren leven met
de grillen van de biologisch dynamische teelt, hoewel de omschakeling in 1999
niet eenvoudig is verlopen. “Ik ben groot geworden met chemische bestrijding.
Dan is het verschrikkelijk moeilijk om te zien hoe snel planten kunnen worden
aangetast door luis of witte vlieg. We hebben echt wel momenten gehad dat er
alleen nog paprika’s aan een plant hingen en dat al het blad was afgevallen. En
toch komt het na verloop van tijd weer goed. Maar om dat vertrouwen te krijgen
duurt wel even.”