woensdag, mei 30, 2012

Gewasbescherming


Jo Ottenheim en Harmen Hummelen over het Expert Centre Speciality Crops
‘Positieve energie voor dossier gewasbescherming’

Niets is zo frustrerend als de toelating van gewasbeschermingsmiddelen voor toepassing bij kleine gewassen. Voor de fabrikant is het vaak een kosten-baten analyse, terwijl de gebruiker nauwelijks invloed heeft op procedures. Om dit probleem te tackelen hebben overheid en bedrijfsleven het Expert Centre Speciality Crops opgericht. Jo Ottenheim van Nefyto en Harmen Hummelen van LTO-Groeiservice geven uitleg.



Wat doet het Expert Centre Speciality Crops en hoe is het tot stand gekomen?
Ottenheim: “Al jarenlang is er discussie over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen voor toepassing in kleine gewassen. Dat was jarenlang een overheidstaak, maar met een terugtrekkende overheid heeft het bedrijfsleven een deel van het takenpakket overgenomen. Uiteindelijk zijn we als bedrijfsleven en organisaties tot de conclusie gekomen dat het goed zou zijn alle kennis te bundelen. Bovendien kunnen we ons daarmee als Nederland profileren als expert binnen Europa. Nederland is namelijk kampioen in het telen van kleine gewassen.
In feite is het Expert Centre een kennisnetwerk. Daarin zitten LTO Nederland, Plantum, Nefyto, Ministerie van EL&I, Wageningen UR en het Ctgb. Het noodzakelijke budget om middelen door de toelatingsprocedure te helpen is afkomstig van het Fonds Kleine Toepassingen en wordt voor 50% gefinancierd door de overheid en voor 50% door de Productschappen. De financiële reserve is groot genoeg om voldoende procedures in werking te zetten, is mijn ervaring.”

Een toelating aanvragen is toch heel kostbaar?
Ottenheim: “Ja, dat klopt. Maar er is wel een verschil tussen kosten van een volledige toelating of voor een uitbreiding op het etiket. In het geval van kleine gewassen gaat het meestal om een etiketuitbreiding. Met het Expert Centre beoordelen we een vraag en zetten onderzoek uit. De kosten voor dit onderzoek halen we uit het fonds.”
Hummelen: “Het fonds is niet altijd financier. In veel gevallen neemt de fabrikant de kosten voor onderzoek op zich. Zeker als we in staat zijn om knelpunten al in een vroeg stadium bij de fabrikant neerleggen. Die knelpunten verzamelen we in het CEMP-overleg. Dit zijn de Coördinatoren Effectief Maatregelen Pakket, die samen de hele agrarische sector overzien.”

Draait het alleen om kosten?
Ottenheim: “Nee. Met deze werkwijze willen we ook snelheid in procedures brengen. Voorheen deed iedere instantie zijn eigen ding. Nu behandelen we vragen gezamenlijk. Met het Expert Centre willen we contacten tussen instanties makkelijker laten verlopen. Tot op heden zit er zo’n vijf jaar tussen het op gang brengen van een procedure en de uiteindelijke uitbreiding van het etiket. Er is nu eenmaal tijd nodig voor het doen van effectiviteit-,  fytotoxiciteit- en residuproeven, maar de afhandeling kan wel sneller”.

Voldoen de eisen die aan middelen worden gesteld nog?
Hummelen: “Eigenlijk willen wij als LTO van dat effectiviteit- en fytotoxiteitonderzoek voor kleine gewassen af, omdat we dat wat achterhaald vinden. Uiteraard moet een midden veilig zijn voor mens en milieu, maar de rest kan omgebogen worden naar aansprakelijkheid voor de teler. Een teler kan zelf uitproberen of een middel werkt en veilig is voor het gewas.”
Ottenheim: Dat is lastig. Die denkrichting nog moet groeien.”
Hummelen: “Op dit moment valt een gewas onder de kleine gewassen als er minder dan 1.000 ha buiten of 500 ha onder glas wordt geteeld. Wij zouden graag willen dat die grens omhoog gaat, Zodat meer gewassen daar binnen vallen. Middelen voor kleine gewassen hoeven namelijk aan minder eisen te voldoen.”

Kunnen telers wel zo lang wachten?
Lange procedures kunnen er toe leiden dat telers in de praktijk bepaalde middelen alvast gaan gebruiken in teelten waarvoor het nog niet is toegestaan. Dat is niet goed, waarbij het ook nog maar de vraag is of die telers het middel dan correct toepassen. Een snelle procedure is dus belangrijk..”

Hoe zal dat gaan als de nieuwe Europese verordeningen worden ingevoerd?
Ottenheim: Volgens de nieuwe Europese verordening is Europa ingedeeld in drie zones. Toelatingen blijven gelden voor ieder land, maar binnen de zone wordt samengewerkt. Het liefst willen wij als Expert Centre zoveel mogelijk toelatingen voor speciality crops naar ons toe halen. Zo houden we kennis in huis en behouden de telers in Nederland ook een voorsprong.”

Hoe zit het met de toelating van een middel als Botanigard?
Hummelen: “Botanigard is een middel van Certis, op basis van een schimmel, dat goed past binnen de geïntegreerde bestrijding en vooral de witte vlieg bestrijdt. Het heeft een toelating in bedekte teelten. Inmiddels is gebleken dat het ook uitstekend werkt tegen een bepaald plaaginsect in buitenteelten. Helaas heeft het middel nog geen toelating in de buitenteelt. We zetten nu dus in op een uitbreiding van het etiket. Daar is onderzoek voor nodig. Zo’n procedure zou via het Expert Centre sneller kunnen gaan dan voorheen het geval was, omdat alle partijen nauwer met elkaar verbonden zijn.”
Ottenheim: “Overigens gaat zo’n procedure niet sneller, omdat het om een biologisch middel gaat. Ieder middel moet aan de eisen voldoen.”

Jullie zijn positief over de instelling van het Expert Centre?
Ottenheim: “Het Expert Centre is een bijzonder project. Niet voor niets is het een showcase binnen het topsectorenbeleid. Ik verwacht er veel van. Dit geeft positieve energie aan een dossier dat vaak zo negatief in het nieuws is.”

woensdag, mei 23, 2012

Schermen

Rood kasdek bij Rosa Natura


Coatings op het kasdek zijn 'hot'. Zo test Hermadix deze zomer een coating uit bij rozenbedrijf Rosa Natura in Honselersdijk. Deze diffuse coating moet ook meer strekking geven aan de rozen. De komende maanden is het afwachten en uittesten of dit ook echt gebeurt.


vrijdag, mei 18, 2012

Kleine gewassen


Gijs van den Bos schakelde van paprika’s over op kasbonen
‘Het is een teelt van grote pieken en diepe dalen’

Ben je in de bonen als je het aantal vierkante meters glas op je bedrijf bewust terug brengt? Niet bepaald. Voor Gijs van den Bos was die stap een weloverwogen keuze. Sinds vier jaar teelt hij geen paprika’s meer, maar aardbeien en sperziebonen onder glas. De aardbeienteelt gaat nu helemaal naar zijn zin. Bij bonen is hij nog zoekende naar het optimale rendement.

Daar waar de nieuwbouw van Brielle het landelijke Vierpolders raakt, ligt het bedrijf van Gijs van den Bos. Het erf ziet er aanlokkelijk uit, met een groot bord wat er precies wordt geteeld in de kas en een automaat waar je boontjes en aardbeien kunt kopen. Aan alles kun je merken dat consumenten hier meer dan welkom zijn. Van den Bos heeft een goede reputatie opgebouwd, die al stamt uit de periode dat hij nog niet op deze locatie tuinde, maar waar nu huizen staan.

 Nieuwe tuin
Tot vier jaar geleden teelde hij paprika’s op een bedrijf van 25.000 m2, met een mogelijkheid tot uitbreiding naar 40.000 m2. Toen een reële optie. De gemeente Brielle stak daar een stokje voor, want de tuin kreeg een nieuwe bestemming. In goed overleg werd de ondernemer uitgekocht.
“Ik was toen rond de vijftig en stond voor de keuze”, vertelt Van den Bos. “Op een andere locatie nieuw bouwen of een alternatief bedenken. Op dat moment was er al zoveel uitbreiding in de paprika’s dat ik twijfelde. Ik vond het vak te leuk om achter me te laten. Bovendien werk ik met een vaste groep mensen en we hebben een hechte band.” Dus kocht hij een bestaande tuin van 12.000 m2, paste die volledig aan en stapte over op aardbeien en bonen. Met beide teelten had hij al ervaring op kleinere schaal.

Op perlite
Op het oude bedrijf had de teler een kasje van 500 m2 waar hij het doordragende bonenras ‘Coby’ teelde. In die kleine ruimte wist hij hoge opbrengsten te halen. Het liefst had hij nu ook de 6.000 m2 die hij voor bonen heeft ingericht vol gezet met dit ras, maar helaas is het uit de handel gehaald. Daarom teelt hij vroeg in het seizoen de minder lichtgevoelige ‘Armando’ en daarna ‘Farba’. Van zaai tot begin oogst duurt de teelt zeven tot acht weken, waarna de oogst vier weken in beslag neemt.
Begin januari gaat de eerste teelt van start. Dan zaait Van den Bos zijn bonen in perlite. Na tien dagen plant hij de bonen in de kas in bakken met dezelfde substraatsoort. Het teeltsysteem met recirculatie heeft hij zelf uitgedacht. Twee jaar lang kan hij de korrels gebruiken. Daarna zitten er zoveel wortels in de bak dat dit ten koste gaat van de productie. Half maart komen de eerste bonen in productie. Door opeenvolging van plantingen loopt deze door tot half juli. Dan stopt de voorjaarsteelt. Heel even is het dan rustig op de tuin. Tot half augustus ligt de kas leeg, waarna de herfstteelt op gang komt tot eind december.

 Opvolgende plantingen
‘Armando’ en ‘Farba’ zijn geen doordragende rassen zoals ‘Coby’. De planten produceren ongeveer vier weken bonen en daarna is het voorbij. De teler werkt daarom met meerdere, elkaar opvolgende plantingen om een gelijkmatige productie op gang te houden. Hij experimenteert ook met tussenplantingen, waarbij hij een deel van de oude planten nog even laat staan en het jonge gewas op gang laat komen. Verder doet hij proeven met andere rassen om te kijken of daar een verbetering in zit, of dat de productie nog iets kan worden verbeterd of verlengd. “Ik ben wel tevreden met het resultaat, maar wat mij betreft mag het nog iets beter”, vindt Van den Bos.

Arbeid is bottleneck
Als de oogst eenmaal is begonnen dan is het buffelen. Arbeid is nu eenmaal de grootste kostenpost van de bonenteelt. Een goede plukker kan gemiddeld zo’n vijf kistjes bonen per uur plukken met een inhoud van vier kilo. De oogst verloopt dus relatief langzaam. Dit is meteen de beperkende factor om het areaal te laten groeien. En dat is eigenlijk maar goed ook. Kasbonen zijn een niche. Komen er te veel dan zakt de prijs in elkaar.

Smaak van vroeger
Van den Bos voert aan bij The Greenery. Een deel van zijn oogst kan hij via huisverkoop slijten, waardoor hij meteen een goede feedback krijgt van klanten. Binnen het enorme aanbod goedkope bonen is de kasboon een specialiteit, die zich behoorlijk onderscheidt in prijs. “Ik merk dat het vooral ouderen zijn die de smaak van Hollandse kasbonen waarderen. Die kennen ze van vroeger. En verder zijn het jonge mensen die door hun ouders de smaak hebben leren kennen.”
Op Voorne weten mensen het bedrijf wel te vinden, dus voorziet de teler de lokale markt met super verse producten. Dit is een bevoorrechte positie, omdat er in de omgeving geen vergelijkbare bedrijven zijn. “Concurrentie tussen bonentelers is er zeker”, legt hij uit. “Dat is logisch, want een kleine overproductie doet de prijs dalen. Het is een moeilijke teelt. Je kunt tot grote pieken komen, maar ook diepe dalen meemaken.”

Veel leuker
De vraag rest hoe de teler uiteindelijk de overschakeling heeft ervaren. Was het telen van paprika’s niet veel veiliger dan de overstap naar aardbeien en bonen? Van den Bos: “Ik was eigenlijk wel klaar met de paprika’s op het moment dat het product één grote bulk werd. Persoonlijk denk ik dat er toekomst is voor niche-producten in lokale cirkels. Natuurlijk is mijn teeltplan nu veel hectischer dan in het verleden, maar ik vind dit veel leuker.”
Nu ziet het er nog niet naar uit dat hij een opvolger krijgt, maar dat is niet uitgesloten. “Dan kan ik altijd nog de overstap maken naar iets anders. Die weg ligt nog steeds open. Voorlopig hebben we het hier met mijn familie en medewerkers erg naar ons zin.”