zondag, december 22, 2013

Verbouwen



Terras leggen, girrrlpowerrrr!

Mooi hoor, zo’n seventies-huis, maar de oranje tegeltjes en schrootjes binnen verraden eigenlijk al dat er ook grindtegels in de achtertuin liggen. Oerlelijk en groen begroeid. En zoals velen voor mij hebben ervaren is na de immense verbouwing mijn portemonnaie leeg. Geen knappe, handige Lodewijk achter de hand, noch een ander manspersoon. Hoe los je zoiets op?

Als vrouw alleen dacht ik dat het me never nooit zou lukken om de achtertuin weer op orde te krijgen. Immer ziek, zwak en misselijk en bovendien een giga-verbouwingsklus achter de rug zonk de moed me in de schoenen. Maar wie niet sterk is moet slim zijn en oude tegels hebben ook hun charme. Zo toog ik naar de plaatselijke tuinmaterialenhandel en vond achter op het terrein een halve pallet rode waaltjes, die ik voor een habbekrats kon kopen. Heel vriendelijk werden deze voor mijn huis gezet, samen met een berg zand.

Iedere dag een uurtje buffelen, dacht ik. Eerst maar eens een pad uitgraven. Daarmee begon de ellende al. Een oude boom in de achtertuin had vrolijk mijn hele tuin bezet met zijn wortels. Dat was hakken, bikken en zagen, maar het lukte. Het duurde weliswaar een paar dagen, maar de aanhouder wint. Daarna verplaatste ik met een kruiwagen alle grond van de ene kant van de tuin naar de andere kant en het zand van de voorkant naar de achtenkant van mijn huis. Met flinke pauzes ertussen om bij te komen. In jaren niet zoveel spierpijn gehad.

Tegelijkertijd kwam de lokale Overheid ook op het idee de stoepen te renoveren, dus werd ik nieuwsgierig gadegeslagen door een paar rasechte, getatoeëerde stratenmakers. Een blik van verstandhouding en wij begrepen elkaar al snel. Ik toonde mijn oprechte bewondering voor de enorme oppervlakte stoep die zij vakkundig waterpas legden, terwijl ik ondertussen mijn grindtegels stuk voor stuk omdraaide. Wij voerden dialogen over iets aflopende zandbedden en aan twee kanten van de schutting zongen we mee op de Top 40. Gul doneerden zij een kruiwagen brekerzand en ik gaf hen het zand dat ik teveel bestelde. Vriendelijk ruimden ze de hoop op waar ik eigenlijk geen raad mee wist. Ik kreeg er steeds meer plezier in.

Hoogtepunt was ongetwijfeld de klinkerknipper, die ik bij de bouwmarkt huurde. Wat een ongemeen zwaar kreng was dat. Ik, hulpeloze vrouw, kreeg het voor elkaar dat de bouwmarktmannen het gevaarte netjes in mijn auto ploften en een buurman was weer zo vriendelijk om zijn spierballen te laten rollen. Heerlijk dat mannen zo graag laten zien hoe sterk ze zijn. Verbeeld ik me het nu, of kunnen ze het wel waarderen dat ik in ieder geval probeer lastige ‘mannenklussen’ aan te pakken?

Het duurde een week, maar het lukte toch uiteindelijk om een redelijk recht terras te leggen. Nog nooit zoveel voldoening gehad als ik iedere morgen naar het kippenhok loop om de dames te voederen. Dus aan iedere vrouw met een gruwelijk lelijk achtertuintje zou ik willen zeggen: niet je man vragend aankijken, jij kunt dit ook. Girrrlpowerrrr! O ja, nog afgevallen ook. Dat willen wij vrouwen toch allemaal?





vrijdag, december 20, 2013

Dokument



Tuinbouwdocument

De bankencrisis heeft in de glastuinbouw een vliegwiel op gang gebracht dat processen versnelt. Voor je het weet zijn dingen gebeurd en alweer vergeten.

De crisis in de tuinbouw versnelt een aantal processen. Steeds meer ondernemers zetten al dan niet vrijwillig een punt achter hun eigen bedrijf om hun geluk elders te beproeven. Anderen nemen hun bedrijf over en kiezen voor schaalvergroting, in de hoop om –soms kostprijs gedreven- een goed belegde boterham te verdienen. Weer een andere groep zoekt het niet in schaalvergroting, maar in specialisatie. Zij proberen op dezelfde vierkante meters onderscheid te maken of waarde toe te voegen. Iedereen is zoekende naar een rol die hem of haar past, alleen gaat het allemaal wat sneller dan voorheen.
Keuzes en beslissingen. Daar zitten gecompliceerde persoonlijke verhalen achter, waarbij het in de tuinbouw relatief om veel familiebedrijven gaat. Die beslissingen zijn bijna altijd ingrijpend en hebben verstrekkende gevolgen voor hele families.

Hart en ziel
Wie mijn weblogs met enige regelmaat leest weet dat ik al zo’n vier, vijf jaar kanttekeningen plaats bij ontwikkelingen in de (glas)tuinbouw om mensen aan het denken te zetten. 
Als vervolg daarop zou ik graag tijd ter beschikking stellen om een paar tuinbouwfamilies voor een langere periode te volgen op basis van wederzijds vertrouwen. Hun verhalen opschrijven en vastleggen in een tuinbouwdocument. Starten, stoppen, vergroten, consolideren, specialiseren, innoveren, nieuwe wegen in slaan, verduurzamen; het zijn thema’s die niet alleen mij interesseren, maar heel veel mensen in de samenleving. Ik wil graag dit proces inzichtelijk maken aan de hand van portretten en beelden van mensen die hun hart en ziel verpand hebben aan dit mooie vak en trots zijn op wat zij doen. Mijn uiteindelijke doel is om te onderzoeken en tot uitdrukking te brengen wat dit tijdsgewricht betekent voor de Nederlandse glastuinbouw en de kansen die er liggen voor de toekomst.

Tips
Ik zoek ondernemers, jong en oud, die bereid zijn hun verhaal op te laten tekenen. Tips waar ik achter aan moet gaan, met een motivatie waarom. Ik zoek ook bedrijven en organisaties die me helpen om dit project te realiseren, door me te ondersteunen met goede raad.

Pieternel van Velden

Kids Marketing




Consumptie van groenten en fruit stimuleren bij kinderen
Maak de beleving vooral leuk, 
spannend en lekker’

Hoe haal je kinderen over gezonder te eten? Het ene onderzoek spreekt het andere tegen. Gezonde voeding moet vooral lekker smaken en ouders kunnen hun kinderen het beste van jongs af aan leren gevarieerd te eten, is de gemene deler. Tomatenteler Roel de Bakker fietst met kinderen van kas naar kas. Als vader van zo’n stel weet hij dat je zo’n beleving gewoon leuk moet maken.

“Je treft het”, zegt Roel de Bakker. “Mijn vader heeft vanmorgen een badeend tussen de tomaten gevonden.” Hij steekt een enorme vleestomaat naar voren, die verdacht veel op een eendje lijkt. “Kijk, zo moet je dat aan kinderen vertellen”, legt hij uit. “Interesse wekken, spannend maken.”
Roel heeft samen met zijn broer Bart 6 ha trostomaten in Kwintsheul. Vader Frans, die al jaren met pensioen is, biedt nog steeds hand- en spandiensten op het bedrijf. Boven de bedrijfsruimte staan zo’n dertig spinningfietsen voor B2B-activiteiten en beneden een hal vol fietsen met een ‘bakkie’. Hoe kan het anders? Als je ene opa fietsenmaker was en de ander tuinder, dan krijg je vanzelf een tomatenteler met een hardnekkige fietsverslaving.

 ‘Bakkie Fietsen’
Sinds een aantal jaren is De Bakker bekend van ‘Bakkie Fietsen’. Groepen kunnen bij hem fietsen huren met een bakkie voorop. Daarmee fietsen ze, met of zonder gids, langs tuinbouwbedrijven waar ze verse groenten en bloemen kunnen verzamelen. In combinatie met andere activiteiten kunnen zij dit uitbreiden tot een compleet familie- of bedrijfsuitje.
Het idee ontstond spontaan na de nieuwbouw in 2006, toen de teler tien transportfietsen voor het bedrijf aanschafte en daarmee met wat vrienden en familie buiten het bedrijf op stap ging. Inmiddels is ‘Bakkie Fietsen’ goed aangeslagen en opgenomen in allerlei activiteitenprogramma’s en ontvangt De Bakker veel groepen op zijn bedrijf.

Ook voor jeugd
Zoiets zou ook leuk en nuttig zijn voor kinderen, vond hij. Dus startte hij met ‘Jeugd Bakkie Fietsen’, voor kinderen vanaf tien, elf jaar. Een leeftijd waarop je ze ook goed iets kunt uitleggen over de tuinbouw en wat er in die kassen gebeurt. Samen met een teler stappen leerlingen op de fiets en brengen ze een bezoek aan verschillende bedrijven in het Westland. De Bakker: “De helft van de kinderen die hier komt is nog nooit in een kas geweest en sommigen reageren echt verbaasd over wat er achter de gevel gebeurt.”
Samen met zijn collega’s van Prominent, de afdeling Natuur- en Milieueducatie (NME) van de gemeente Den Haag, GGD Den Haag, De Braadslee en plantenkwekerij Vreugdenhil heeft de teler het educatieprogramma FETfit ontwikkeld. FETfit (fietsen, eten en tuinbouw) is een educatieprogramma om kinderen al jong en op speelse wijze kennis te laten maken met gezonde voeding en ze stimuleren meer te bewegen. De officiële aftrap was op 2 oktober 2013 door de Haagse en Westlandse wethouders van Onderwijs Ingrid van Engelshoven en Marga de Goeij.

FETfit
Het programma bestaat uit meerdere bouwstenen voor basisscholen. ‘Jeugd Bakkie Fietsen’ is een belangrijk onderdeel daarvan. Daarnaast kunnen scholen een groentekist of een komkommerplant voor de klas bestellen en een kookworkshop doen. Tot slot is er door Prominent lesmateriaal over de tuinbouw gemaakt voor het digitale schoolbord en zijn er tuinbouwlessen beschikbaar via NME.
De Bakker ontvangt nu schoolklassen op zijn bedrijf en vertelt over tomaten en de tuinbouw. “Ik wil de kinderen graag bewust maken waar hun eten vandaan komt en ze interesseren voor dit mooie vak. Misschien komen ze zelfs op het idee dat ze later in de tuinbouw willen werken.” Inmiddels zijn al heel wat Haagse schoolklassen op bezoek geweest in Kwintsheul en het programma begint echt aan te slaan. “Ik hoop het idee nu verder uit te rollen en het FETfit-programma ook in het Westland zelf verder aan te laten slaan.”
Ondertussen denkt hij ook na om zijn bedrijf meer geschikt te maken voor bezoekers, waarbij de nadruk ligt op bedrijfshygiëne. Dus mensen volop laten genieten, zonder dat zij per ongeluk met het gewas in aanraking komen.

Overgewicht
In 2010/2012 had 15% van alle kinderen en jongeren tussen 2 en 25 jaar overgewicht. Bij 3% was er zelfs sprake van ernstig overgewicht. Naarmate het inkomen in het huishouden lager is, neemt het percentage overgewicht toe (Bron: CBS). Het Convenant Overgewicht, tegenwoordig het Convenant Gezond Gewicht genoemd, heeft het bewustzijn voor dit groeiende probleem vergroot. De NNGB (Nederlandse Norm Gezond Bewegen) is aan het stijgen en ook de fitnorm bij pubers neemt toe. Scholen hebben tegenwoordig een groter aanbod van activiteiten en met name het voortgezet onderwijs legt de nadruk op een gezond assortiment in de schoolkantine.

Geldstroom droogt op
Het GroentenFruit Bureau heeft de afgelopen jaren veel energie gestoken om jonge mensen meer groenten en fruit te laten eten ter bevordering van een gezonde leefstijl, maar helaas komen veel campagnes stil te liggen door opdrogende geldstromen.
Marja Slagmoolen legt bijvoorbeeld de nadruk op de inmiddels gestopte 2x2 campagne (2 ons groenten en 2 keer fruit, elke dag). “Kinderen zijn in het gezin belangrijke beslissers wat er ’s avonds op tafel komt. Als zij steeds meer belangstelling krijgen voor een gezonde leefstijl, dan trekken ze het hele gezin mee. Andersom vervullen de ouders een belangrijk voorbeeldfunctie.” Alleen het woord ‘gezond’ is voor kinderen geen overtuigend begrip. Belangrijk is dat de maaltijd lekker is en gezellig.
Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de schoolkantines, weet zij. Uit onderzoek onder schoolkantines van twintig scholen in Eindhoven (Voedingscentrum) blijkt dat leerlingen eigenlijk niet vanwege het assortiment buiten school gaan eten. Ook niet als dit gezonder is gemaakt. Ze hebben de neiging om buiten de school te gaan snacken als de schoolkantine ongezellig is. Dus als scholen veel aandacht besteden aan de sfeer in de kantine kan dit meehelpen een gezond eetpatroon te ontwikkelen. Het is een opvallend gegeven dat extra aandacht vraagt. Kinderen laten zich niet voor de gek houden. Ze willen gewoon een gezellige omgeving waar het eten lekker smaakt.

Voorlichtingsmateriaal
Het is een onzekere tijd voor de promotie van groenten en fruit. Zo maakte het GroentenFruit Bureau een speciaal doe-boekje voor ouders met jonge kinderen, verspreid via onder andere consultatiebureaus en GGD’s. Inmiddels zijn er 600.000 exemplaren verspreid en er blijkt veel vraag te zijn naar goed voorlichtingsmateriaal voor jonge moeders. Helaas ontbreekt het geld om ermee door te gaan. “Veel van onze activiteiten verdwijnen vooralsnog in de la. Dat is jammer”, legt Slagmoolen uit.

Nationaal voedingsdebat
Begin november is voor het eerst het Nationaal Voedingsdebat gehouden in Poeldijk. De INVD (Initiatiefgroep Nationaal Voedingsdebat) bestaat uit Rob Baan (Koppert Cress), Mart Valstar (Best Fresh Group), Arne Weverling (Gemeente Westland), Maurice Wubben (Str3tch) en Janke van der Zaag (Phoenix Interactive Partners). De eerste dag was vooral bedoeld om het belang van gezonder eten te onderstrepen. Geen passieve bijeenkomst, want de aanwezigen mochten de lezingen aanhoren, terwijl ze op de spinningfietsen van Roel de Bakker rondjes draaiden.
De tweede dag was voor de jeugd. Op de groentemarkt mochten zij vooral proeven en praten met tuinders. Voor de kinderen was er een kookwedstrijd onder leiding van televisiekok Julius Jaspers. De YFM (Youth Food Movement) ging in discussie over voedselverspilling in de vorm van een ketenspel.
Alles aan deze twee dagen ademde een verlangen naar gezond oud worden zonder chronische ziekten, mede door het eten van groenten en fruit. Voor de kleintjes gebeurde dit op speelse wijze en voor de volwassenen door pittige lezingen.

Opmaat discussie
Het voedingsdebat is een mooie opmaat voor een discussie die de tuinbouw kan gaan voeren met allerlei geledingen, zoals artsen, diëtisten, politici en zorgverzekeraars, zo riep Rob Baan van Koppert Cress op. Jammer genoeg waren andere sectoren, zoals vlees, vis en zuivel nog niet vertegenwoordigd, hoewel ze wel waren uitgenodigd. Het moet groeien, is de conclusie van de organisatoren. En wellicht is het handiger om een volgende editie niet midden in het Westland plaats te laten vinden, maar in één van de grote steden. Dat zou wat meer publiek kunnen trekken.

Nadrukkelijk sector promoten
Wat levert zo’n debat nu op voor groente- en fruittelers in Nederland? Wellicht zet het tuinbouwondernemers aan het denken. Zoals Roel de Bakker bijvoorbeeld, die naast het telen van tomaten nadrukkelijk bezig is om zijn grote hobby als sporter met overtuiging over te brengen op (jonge) consumenten. Hij maakt de tuinbouw meer toegankelijk voor buitenstaanders en promoot en passant zijn tomaten.
Het contact met zijn bezoekers levert hem veel nieuwe informatie op. Vraag het zijn achterbuurman, aubergineteler Ted van Luijk en je krijgt een even enthousiast verhaal te horen. Van Luijk levert namelijk de aubergines voor ‘Bakkie Fietsen’, maar gaat met De Braadslee door het land om zijn vruchten te promoten. Dat geeft hem nieuw inzicht, laat hij weten.
Misschien gaat het nadrukkelijk promoten van de sector wel een vast onderdeel worden van de bedrijfsvoering van het toekomstige tuinbouwbedrijf. Juist het persoonlijk contact tussen teler en consument en het vertellen van een eerlijk verhaal heeft hoge prioriteit. Dat kan de consumptie van groenten en fruit verhogen.






maandag, november 11, 2013

Help, mijn moeder is klusser























De trap

De een heeft zijn moeder nodig, de ander haar beste vriendin. Weer een ander een therapeut. Ik heb de trap. De trap die zich verzet, maar zich uiteindelijk laat bedwingen.

Vijfendertig jaar ligt hij verborgen onder wollen gemêleerd tapijt, vastgehecht met stevige lijm en honderden krammetjes. Voetstappen, naar boven en weer terug, van vlugge voeten die door de jaren strammer, stijver werden. Op een dag maakte de leuning plaats voor een geleidingsrail voor de traplift. Verbleekt, stoffig en versleten verloor de trap zijn verbindingsfunctie als spil van het huis.

Op de eerste dag dat wij dit nieuwe leven binnen stapten kreeg de trap heel wat te verwerken. Mijn kinderen trokken genadeloos het tapijt van de treden. Zo’n woeste aanval nam de trap ons niet in dank af. De wol liet los, maar de lijmresten niet. Schuurpapier, cola, lijmverwijderaar en föhn konden het verzet niet breken. Respect eiste de trap, het hart van ons nieuwe huis.

In de daarop volgende weken deed ik verschillende pogingen om de trap in oude glorie te herstellen met weken, stomen en krabben. Tot mijn vingers er van open lagen. Tree voor tree kwam de oude, donkerbruine ondergrond naar boven. Het koste tijd. Heel veel tijd. Dat kwam mooi uit, want zo kon ik uitgebreid nadenken over de afgelopen jaren.

Dertien treden, dertien stappen voorwaarts en omhoog. Langzaam geeft de trap zich bloot. Schuren, schilderen, snijden, plakken, schroeven en boren. Donker verandert in licht. De trap krijgt nieuwe, lichtvoetige vrienden. De een rent, de ander springt. En weer een ander loopt een nieuw leven tegemoet.


donderdag, oktober 24, 2013

Telen over de grens


Tunesië, Marokko en Turkije

Nederlandse telers investeren nog niet massaal in high-tech in het zuiden


Op zoek naar producten die de jaarrond levering aan afnemers waarborgen of invulling geven aan ‘local for local? Steeds meer Nederlandse vruchtgroentetelers oriënteren zich op landen in de regio rond de Middellandse Zee. Snel gaat die ontwikkeling niet, want ondernemen in het buitenland vraagt inlevingsvermogen in de cultuur en grote inzet.

Twintig jaar geleden was Spanje ‘hot’. Een aantal vruchtgroentetelers, met name tomatentelers, heeft daar een locatie opgezet om hun winterproductie te waarborgen. Tegenwoordig zijn er nog maar een paar bedrijven over gebleven. De ogen zijn nu gericht op landen als Turkije, Marokko en Tunesië. Toch gaat het nu minder snel dan toen. Ondernemers zijn voorzichtig en niet iedere poging is succesvol.

Kennis inzetten
Teler Piet Zwinkels reist al meer dan vijfentwintig jaar over de hele wereld om de ontwikkelingen in de radijsteelt te volgen. Hij teelt en importeert radijs uit Spanje, Portugal en Marokko. “Ik ben altijd op zoek naar kustgebieden met zand”, legt hij uit. In 2010 heeft hij een joint-venture opgezet met een bedrijf in Egypte. “Daar kan ik momenteel niet veel mee”, legt hij uit. “Het gebied is politiek te onrustig en gevaarlijk.”
Zwinkels vindt het belangrijk dat de Nederlandse telers over de grens gaan en hun kennis lokaal inzetten. “Waar ter wereld ik ook kom, die technische vaardigheden van de Nederlanders zijn niet te evenaren. Wij kunnen anderen ondersteunen, want de trend naar ‘local for local’ zet door. De kennis die wij hebben verzameld, daar kun je geen hek om plaatsen. Die moet je uitdragen en te gelde maken.”
Zijn oud-buurman Peter Klapwijk van GreenQ denkt daar hetzelfde over. Hij ziet dat in gebieden die dicht bevolkt zijn glastuinbouwprojecten ontstaan. De producten uit deze kassen voorzien in een grote behoefte. Daar waar de welvaart stijgt, ontstaat vraag naar vers.

Gypsophila



Jan Duijndam leeft al vijfendertig jaar met Gypsophila
‘Het is gewoon een superbloem die overal tussen past’

Oubollig? Welnee, het is maar hoe je Gypsophyla verwerkt in bloemwerk, vindt Jan Duijndam. Hoewel er in Nederland niet zoveel gips meer staat als twintig jaar geleden is het een niet weg te denken snijbloem binnen het assortiment. Er komen nog steeds nieuwe rassen bij.

Het is hoogzomer in Noordwijk. In de kas van Jan Duijndam is de Gypsophila geoogst. Een nieuwe snee is onderweg. Buiten staat het veld vol met een wolk van bloemen. Terwijl de pinken in de naastgelegen weide nieuwsgierig staan toe te kijken oogst één van de medewerkers armen vol bloemen. Dat valt niet mee, want het bed staat boordevol takken, die allemaal door elkaar groeien. Duijndam lacht. “Je leert het snel, hoor. Het ene ras is gewoon wat voller dan het andere.”

Grote rage
Duijndam heeft in zijn leven al veel verschillende snijbloemen geteeld. Eind zeventiger jaren kwam Gypsophila op zijn pad en hij was daarmee meteen de eerste teler in Nederland. Hij teelde het gewas zowel in de kas als buiten.
In die jaren was Gypsophila een rage en de teelt maakte grote opgang. De combinatie van rozen met gips in gemengde boeketten was erg populair. Tegenwoordig vinden veel mensen gips oubollig, maar daar is hij het niet mee eens. Kwestie van goed combineren, vindt hij.
Gypsophila kwam destijds vanuit Israël naar Nederland. Ook daar wordt het gewas veel geteeld. De productie valt gunstig ten opzichte van de Nederlandse aanvoerperiode. In de winter loont het niet meer om hier gips te telen. Productie uit andere landen concurreert met het Nederlandse product. Zo zijn Kenya, Ecuador en Ethiopië de belangrijkste producenten. Het is dus logisch dat na de hype van de tachtiger jaren minder telers zijn overgebleven. De opkomst van de teelt in andere landen heeft het areaal in Nederland terug doen lopen tot vermoedelijk vijftien tot twintig hectare. Exacte cijfers zijn er niet.
Op dit moment zijn en zo’n dertig telers die Gypsophila telen. Duijndam kent ze allemaal, want hij blijkt ook leverancier van de planten te zijn.

Zware takken telen
In de schuur maakt een medewerker de geoogste bossen veilingklaar. Iedere bos wordt zorgvuldig nagekeken. “Soms kunnen we wat last hebben van trips”, legt de teler uit. Trips tast de bloemen aan. Als dat gebeurt loopt de prijs voor de klok snel terug. Het loont dus om de bossen goed na te kijken.
De prijs die het product voor de klok opbrengt ligt om en nabij de € 0,01 per gram. Het is dus zaak om zware takken te telen. In het voorjaar lukt dat goed onder glas. Na de oogst en het terugsnoeien van de planten volgt nog een tweede snee, maar er groeien minder takken terug en de productie daarvan ligt dus een stuk lager. De buitenteelt begint dan in juli.


Veel variatie
Buiten staan bedden die volop in bloei staan en bedden met planten die nog niet zover zijn. Er staan verschillende rassen, maar ook wat proeven met nieuwkomers. Ook de roze ‘My Pink’ staat er tussen, die volgens de teler het beste groeit in Nederland. “Dit is een aanwinst op het assortiment”, vindt hij.
In de jaren negentig kwam ‘Million Stars’ op de markt, een ras dat tot op heden nog steeds geliefd is om z’n vele takken met kleine bloemen. Daarop volgde andere rassen, zoals de middelgrootbloemige ‘Stella Maris’ en de grootbloemige ‘Xlence’, die het goed doet op de Oosteuropese en Russische markt. Al deze rassen zijn afkomstig van veredelaar Danziger die de bewortelde stekken levert.

Stek op pot
Nederlandse telers geven echter de voorkeur aan een plant in 9 cm pot. Dat bracht Duijndam op het idee om planten op te kweken voor zijn collega’s. In zijn kas laat hij de stekken in vier weken tijd uitgroeien tot een flinke plant.
“Het is een lange dag plant. Door ze te verduisteren kan ik een compacte plant telen die meer scheuten geeft”, legt hij uit. Half februari begint hij met oppotten. Het opkweekseizoen loopt door tot half juli. Van stek tot bloei neemt elf weken in beslag. De eerste oogst onder glas begint in mei, maar dat is een snee van ‘oude’ planten van het vorig jaar.
Naast het opkweken voor collega’s blijft hij ook zelf bloemen telen in zijn 4.000 m2 grote kas. Achter de kas ligt nog één hectare voor de buitenteelt.

Portugal
De import van stekken en de opkweek van planten bleef niet beperkt tot Nederland. “Zo’n 90% van alle stekken gaat naar Portugese telers, die Gypsophila telen voor de binnenlandse markt”, vertelt de teler die handelaar werd. “Ik heb ook klanten in Duitsland en Frankrijk. De stekken komen vanuit Israël aan met het vliegtuig. Vervolgens gaan ze in de vrachtwagen op transport naar de klanten. Samen met een collega bezoekt hij vier keer per jaar klanten om weer nieuwe orders binnen te halen. In het winterseizoen komen de stekken uit Israël, later in het jaar uit Kenya. Dit heeft te maken met de kwaliteit van het uitgangsmateriaal, dus stevige, harde stekken.

Afbouwen
Inmiddels heeft Duijndam de leeftijd bereikt om wat rustiger aan te doen. Een deel van zijn land is verhuurd aan een boer, die er zijn koeien laat grazen. Op andere stukken wil hij bomen gaan planten. “Ik wil er voor mezelf iets moois van maken”, zegt hij. “Met bomen en paden waar je kunt wandelen.” Hij houdt van tuinieren en wil daar straks meer tijd aan gaan besteden.