zondag, september 16, 2007

Varen
















WRAAK OP HET GALGEWATER

Het leven is verrukkelijk, bedenk ik, als we met ons gezin op zaterdagmiddag in ons ijzeren vletje naar de markt varen. Wat is er mooier dan het zonnetje dat ons half september een warme nazomerdag schenkt? Goedgemutst struinen we tegen het sluiten van de markt langs de kraampjes, waar we ananas, meloenen en aardbeien scoren. Op het terras genieten we samen met de kinderen nog even na om vervolgens weer huiswaarts te varen. Vrolijk pruttelend varen we onder de Langebrug richting Steenschuur, de boot volgeladen met onze oogst van deze middag.
Maar onze goede stemming krijgt een gevoelige knauw. In de verte doemt een grote vaalgroene Miami Vice speedboot op, vermoedelijk even oud als de gelijknamige televisieserie, met twee brallerige gasten aan boord. Bierblikjes in hun hand. Zij spotten onze oudste dochter, lang, blond, alles d’r op en d’r an, die zich zojuist languit heeft neergevlijd op het smalle bankje. Kennelijk beginnen de hormonen te gieren als Sonny en Tubbs langs ons varen. En heel geniepig geven ze plotseling gas, zodat een grote golf over de rand van ons bootje gutst. Smakelijk lachend varen ze verder, richting Nieuwe Rijn.
Gewoonlijk kan ik daar wel om lachen. Vandaag niet. Mijn dochter en ik zijn drijfnat, tot onder onze oksels. En heel vervelend, de bootschappen drijven door de boot. Ik begin van binnen te koken. Niet omdat ik geen grapje kan waarderen, maar om de manier waarop deze heren zich razendsnel uit de voeten maken. Goed inschattend dat ons bootje veel te traag is voor revanche.
Kleddernat en koud willen we eigenlijk het liefst snel naar huis, maar diep in mij groeit een grote behoefte aan wraak. Ik vraag mijn echtgenoot om een rondje te varen, want die mannen met snelle boten nemen meestal de route langs de terrassen van de Nieuwe Rijn. Wij varen dus weer richting stad.
We krijgen gelijk. In de verte komt het groene strijkijzer onder de Bostelbrug door varen, recht op ons af. De twee zonnebrillen zijn ons al lang vergeten en lurken aan hun bierblikjes. Plotseling gooit mijn echtgenoot ons vletje dwars voor het polyester gevaarte. Sonny moet volop in de remmen om een botsing te voorkomen. Manlief dreigt de boot even te rammen, maar zwenkt met een sierlijke zwaai ons vletje opzij. Zwaar beledigd beginnen onze kwelgeesten te schelden op ons ‘onverantwoordelijk’ gedrag. En inmiddels ben ik ook zover opgewarmd dat ik ze flink de les lees. Ik hoor mezelf lelijke dingen zeggen, terwijl het publiek vanaf de kade geamuseerd toekijkt.
We draaien om en varen weg. De groene mannen zijn zo pissig dat ze in de achtervolging gaan. De punt van hun boot rijst op uit het water om ons te imponeren. Wij varen rustig door en keren hen de rug toe. Dan beseffen ze kennelijk toch dat ijzer sterker is dan polyester. Met de staart tussen de benen druipen ze af.
Ik geniet van het zonnetje als we naar huis varen. Ziezo, mijn woede is gekoeld.

Geen opmerkingen: