Puber-vakantie-teit
Vorig jaar was er nog niets aan de hand. Nou ja, een beetje. Maar dit jaar hebben we het in alle hevigheid meegemaakt. Met een Puber, jawel, met een hoofdletter, op vakantie. Terwijl ik nog duidelijk waarschuw: “Freya, ik wil maar één tas zien”, loopt het bij aanvang al anders dan ik me had voorgesteld. Eén tas, maar dan ook nog een flinke Björn Borg handtas met make-up en wat al niet meer en, o ja, een tas met vijf paar schoenen. Je weet maar nooit.
De eerste dag gaat het al mis: “Mam, ik ben mijn lensdoosje vergeten. Je weet wel, van mijn reservelenzen.” Ik zucht. “Doe ze maar even in een bekertje, dan kopen we morgen wel een nieuw doosje”. Dat bekertje staat dan in de voortent op een wankel tafeltje en solliciteert gewoon naar een probleem. En ja hoor, een halve dag later is de inhoud verdwenen. Iemand heeft vermoedelijk Freya’s lenzen opgedronken, of misschien ben ik zelf wel zo dom geweest ze weg te gooien. Ik vermoed het laatste.
Freya hysterisch. Ze keert de voortent volledig binnenstebuiten, zoekt in het keukentje en besluit dan dat haar lenzen door het afvoerputje in een emmer met afvalwater terecht zijn gekomen. Geen twijfel mogelijk. Zo lopen wij dus om elf uur ’s avonds naar het washok op de camping om die emmer afvalwater uiterst zorgvuldig te filteren in een wasbak. We komen allerlei onfrisse ingrediënten tegen, maar geen lenzen. Dat wist ik natuurlijk al, maar ga er maar eens tegen in.
Een dag later is het weer raak. We maken een kano tocht over de Vézère. Werkelijk schitterend. Vlak voordat we weggaan zie ik nog net vanuit een ooghoek dat Freya van die grote oorbellen heeft ingedaan. Ik wil er nog iets van zeggen, maar aangezien mijn mening meestal niet op prijs wordt gesteld houd ik wijselijk mijn mond.
Midden in een stroomversnelling hoor ik plotseling een gil: “Mam, mijn oorbel ligt in het water. Ik zie hem liggen. We moeten terug!” Welnu, dit lieflijke riviertje afdalen is een genot, maar er tegenin ploeteren vraagt wat meer dan een paar damesspieren. Freya nijdig, springt uit de boot. Ik nog blij dat ik in evenwicht blijf. In de komende tien minuten hoor ik haar luidruchtig tieren, terwijl ik de kano op zijn plaats probeer te houden. De oorbel blijft op de bodem van de rivier liggen. Woest is ze. Ze wil direct een paar nieuwe. En in Frankrijk hebben ze natuurlijk lang niet zulke leuke oorbellen als in Nederland.
Maar ze leert gelukkig snel. Hoewel ze denkt dat ze niet zonder al haar attributen op de camping kan bivakkeren komt ze na zes dagen regen toch tot de conclusie dat ze beter niet haar witte schoenen met zwarte nopjes kan aantrekken. Als we op de laatste dag van de vakantie nog even naar de supermarkt gaan sleept ze een plastic zak mee. “Wat doe jij nu,” vraag ik verbaasd? Voor de winkel komen haar hooggehakte schoentjes uit de zak. “Nou mam, ik moet ze even dragen. Anders heb ik ze helemaal voor niets meegenomen.” Heupwiegend loopt ze voor me door de groenteafdeling.
Een deel van dit verhaal staat in Libelle nummer 28, 2008
Vorig jaar was er nog niets aan de hand. Nou ja, een beetje. Maar dit jaar hebben we het in alle hevigheid meegemaakt. Met een Puber, jawel, met een hoofdletter, op vakantie. Terwijl ik nog duidelijk waarschuw: “Freya, ik wil maar één tas zien”, loopt het bij aanvang al anders dan ik me had voorgesteld. Eén tas, maar dan ook nog een flinke Björn Borg handtas met make-up en wat al niet meer en, o ja, een tas met vijf paar schoenen. Je weet maar nooit.
De eerste dag gaat het al mis: “Mam, ik ben mijn lensdoosje vergeten. Je weet wel, van mijn reservelenzen.” Ik zucht. “Doe ze maar even in een bekertje, dan kopen we morgen wel een nieuw doosje”. Dat bekertje staat dan in de voortent op een wankel tafeltje en solliciteert gewoon naar een probleem. En ja hoor, een halve dag later is de inhoud verdwenen. Iemand heeft vermoedelijk Freya’s lenzen opgedronken, of misschien ben ik zelf wel zo dom geweest ze weg te gooien. Ik vermoed het laatste.
Freya hysterisch. Ze keert de voortent volledig binnenstebuiten, zoekt in het keukentje en besluit dan dat haar lenzen door het afvoerputje in een emmer met afvalwater terecht zijn gekomen. Geen twijfel mogelijk. Zo lopen wij dus om elf uur ’s avonds naar het washok op de camping om die emmer afvalwater uiterst zorgvuldig te filteren in een wasbak. We komen allerlei onfrisse ingrediënten tegen, maar geen lenzen. Dat wist ik natuurlijk al, maar ga er maar eens tegen in.
Een dag later is het weer raak. We maken een kano tocht over de Vézère. Werkelijk schitterend. Vlak voordat we weggaan zie ik nog net vanuit een ooghoek dat Freya van die grote oorbellen heeft ingedaan. Ik wil er nog iets van zeggen, maar aangezien mijn mening meestal niet op prijs wordt gesteld houd ik wijselijk mijn mond.
Midden in een stroomversnelling hoor ik plotseling een gil: “Mam, mijn oorbel ligt in het water. Ik zie hem liggen. We moeten terug!” Welnu, dit lieflijke riviertje afdalen is een genot, maar er tegenin ploeteren vraagt wat meer dan een paar damesspieren. Freya nijdig, springt uit de boot. Ik nog blij dat ik in evenwicht blijf. In de komende tien minuten hoor ik haar luidruchtig tieren, terwijl ik de kano op zijn plaats probeer te houden. De oorbel blijft op de bodem van de rivier liggen. Woest is ze. Ze wil direct een paar nieuwe. En in Frankrijk hebben ze natuurlijk lang niet zulke leuke oorbellen als in Nederland.
Maar ze leert gelukkig snel. Hoewel ze denkt dat ze niet zonder al haar attributen op de camping kan bivakkeren komt ze na zes dagen regen toch tot de conclusie dat ze beter niet haar witte schoenen met zwarte nopjes kan aantrekken. Als we op de laatste dag van de vakantie nog even naar de supermarkt gaan sleept ze een plastic zak mee. “Wat doe jij nu,” vraag ik verbaasd? Voor de winkel komen haar hooggehakte schoentjes uit de zak. “Nou mam, ik moet ze even dragen. Anders heb ik ze helemaal voor niets meegenomen.” Heupwiegend loopt ze voor me door de groenteafdeling.
Een deel van dit verhaal staat in Libelle nummer 28, 2008
Geen opmerkingen:
Een reactie posten