maandag, mei 12, 2008

Bramen



Bramen laten zich niet zomaar sturen

Als je een echte mooie, forse braam proeft, dan bestaat de kans dat die is gegroeid bij Pippel in Haaften. Dit bedrijf is met recht bijzonder, omdat de familie Pippel bijna jaarrond vruchten van een goede kwaliteit kan leveren. Zij kozen voor een klein gewas en groeiden uit tot echte specialisten.

Lente in de Betuwe. Bijen en hommels zoemen ijverig langs duizenden bramenbloempjes in de kas van Bert-Jan en Corine Pippel. De eerste bramen kleuren diep zwart. “Proef eens”, zegt Bert-Jan. Hij geeft een enorme glanzende dikke braam die verassend fris en zoet smaakt. “Dit is ‘Loch Tay’, een braam die snel op smaak is. Anders dan ons hoofdras ‘Loch Ness’. Als de vruchten daarvan zwart kleuren, dan moeten ze echt nog een paar dagen hangen om goed door te rijpen.
Bramen plukken is een kwestie van goede timing. Ben je te vroeg, dan smaken ze zuur en pluk je geen kilo’s. Ben je te laat, dan zijn ze kwetsbaar en sneuvelen ze tijdens het transport.”
Bert-Jan heeft sinds 1995 veel ervaring opgedaan met de bramenteelt. Op dat moment kocht hij zijn fruitbedrijf aan, dat behalve appelbomen ook een kleine kas had. Een tijd lang beraadde hij zich op een nuttig doel voor deze kas, totdat hij zijn oog op bramen liet vallen. Die keuze is hem goed bevallen. De appels verdwenen en de braamstruiken ‘overwoekerden’ zijn perceel. Pippel Bramen groeide uit tot een bedrijf van formaat, uniek in zijn soort. Anders dan collega zachtfruit telers koos Bert-Jan bewust voor één gewas. Geen spreiding van risico’s door meerdere bessen te telen. Hij had een ander doel voor ogen: jaarrond bramen oogsten.

Bijna jaarrond
“Op dit moment zijn we in staat om bijna jaarrond aan de markt te zijn. Het is ons één jaar gelukt om maar zes weken uit productie te zijn”, vertelt Bert-Jan. Gebrek aan licht in het najaar is eigenlijk de beperkende factor. Na 15 oktober verloopt de bestuiving moeilijk. Pippel doet proeven met belichting, maar dat heeft nog niet opgeleverd wat hij ervan verwacht. “Bramen zijn soms moeilijk te sturen. Als je ze in de kas zet vertonen ze soms rare kuren”, gaat hij door. Zich erbij neerleggen doet hij niet, want hij gaat nog wat schuiven met plantdata van de buitenteelt en de teelt onder glas, zodat de producties elkaar nog meer naderen.
Jaarrond produceren heeft als groot voordeel dat Pippel zijn klanten altijd kan voorzien van verse bramen. Zijn afzet regelt hij via Fruitmasters in Geldermalsen. Met zijn bedrijfsomvang kan hij goed inspelen op acties, zoals bijvoorbeeld voor Marks&Spencers. En de veiling heeft weer andere zachtfruit soorten beschikbaar, zodat er toch een compleet pallet ontstaat.

Naadloos
Als de braamstruiken in productie komen kan Bert-Jan er ongeveer drie maanden van plukken. Met behulp van zijn ijverigste werksters, bijen en hommels, komt begin april de eerste teelt in de kas in productie. De plukkers rijden dan met oogstwagens over de buisrail tussen de struiken, die 1,60 cm uit elkaar staan. “Als we volop in productie zijn, dan ben je een hele dag met één pad bezig”, vertelt hij. Af en toe verdwijnt er zo’n lekkere braam in een mond, in plaats van in een doosje. Bert-Jan moet daar om glimlachen. “Daar stop je vanzelf mee, want je krijgt er op een gegeven moment echt wel genoeg van.”
Als de kasteelt op z’n eind loopt komen de struiken van de vollegrond in productie. Zo sluit de buitenteelt naadloos aan op het product uit de kas. Loopt de buitenteelt af dan gaat Pippel over op de regenkappen, om in de winter weer te eindigen in de kas. Zo heeft hij eigenlijk permanent één hectare waarvan hij moet plukken.

Kneepjes
Het zijn eigenlijk de kneepjes van het vak die er voor zorgen dat Pippel een kwalitatief goed product oogst en aan hoge opbrengsten komt. Het juiste tijdstip van oogsten is daar bijvoorbeeld één van. Een braam zwelt namelijk op het laatste moment op, waardoor het gewicht toe neemt. Verder is het juist aansturen van de teelt een gevoelskwestie, die Bert-Jan met vallen en opstaan heeft geleerd. Steeds weer uitproberen en kijken wat het resultaat is.
Hoewel hij in de opkweek nog enkele bestrijdingsmiddelen gebruikt zie je aan het aantal insecten in de kas wel dat Bert-Jan met biologische bestrijding werkt. “Ik heb heel veel geleerd van de glasgroentetelers die hetzelfde doen”, merkt hij op. Hij moet altijd bedacht zijn op een tripsaantasting, maar die is goed te bestrijden met roofmijten.
Langs het hoofdpad hangt hier en daar een klein vogelkastje. “Voor de koolmezen”, verduidelijkt hij. “Dat zijn graag geziene gasten, want die pikken alle rupsen weg.” Zo blijkt maar weer hoe natuur en cultuur hand in hand kunnen gaan.

Optimale productie
Bert-Jan en Corine Pippel hebben een bedrijf van ruim zeven hectare. De helft van het bedrijf is in gebruik voor opkweek van planten. De rest van het bedrijf is verdeeld in drie delen: één hectare glas, één hectare regenkappen en de rest vollegrond. Het uitgangsmateriaal is afkomstig van weefselkweek, om zo tot een optimale productie te komen. Het eerste jaar staan ze op het opkweekveld, het tweede jaar komen ze in productie. Afhankelijk van de kwaliteit van de planten besluit Pippel of hij ze daarna ruimt of nog een keer terugsnoeit voor hergebruik.
De planten in de kas en onder de regenkappen staan in containers. Alleen op het vollegrondsgedeelte staan ze rechtstreeks in de grond. Het hoofdras is ‘Loch Ness’. Op dit moment staat er een proef met ‘Loch Tay’.

Geen opmerkingen: