donderdag, oktober 24, 2013

Telen over de grens


Tunesië, Marokko en Turkije

Nederlandse telers investeren nog niet massaal in high-tech in het zuiden


Op zoek naar producten die de jaarrond levering aan afnemers waarborgen of invulling geven aan ‘local for local? Steeds meer Nederlandse vruchtgroentetelers oriënteren zich op landen in de regio rond de Middellandse Zee. Snel gaat die ontwikkeling niet, want ondernemen in het buitenland vraagt inlevingsvermogen in de cultuur en grote inzet.

Twintig jaar geleden was Spanje ‘hot’. Een aantal vruchtgroentetelers, met name tomatentelers, heeft daar een locatie opgezet om hun winterproductie te waarborgen. Tegenwoordig zijn er nog maar een paar bedrijven over gebleven. De ogen zijn nu gericht op landen als Turkije, Marokko en Tunesië. Toch gaat het nu minder snel dan toen. Ondernemers zijn voorzichtig en niet iedere poging is succesvol.

Kennis inzetten
Teler Piet Zwinkels reist al meer dan vijfentwintig jaar over de hele wereld om de ontwikkelingen in de radijsteelt te volgen. Hij teelt en importeert radijs uit Spanje, Portugal en Marokko. “Ik ben altijd op zoek naar kustgebieden met zand”, legt hij uit. In 2010 heeft hij een joint-venture opgezet met een bedrijf in Egypte. “Daar kan ik momenteel niet veel mee”, legt hij uit. “Het gebied is politiek te onrustig en gevaarlijk.”
Zwinkels vindt het belangrijk dat de Nederlandse telers over de grens gaan en hun kennis lokaal inzetten. “Waar ter wereld ik ook kom, die technische vaardigheden van de Nederlanders zijn niet te evenaren. Wij kunnen anderen ondersteunen, want de trend naar ‘local for local’ zet door. De kennis die wij hebben verzameld, daar kun je geen hek om plaatsen. Die moet je uitdragen en te gelde maken.”
Zijn oud-buurman Peter Klapwijk van GreenQ denkt daar hetzelfde over. Hij ziet dat in gebieden die dicht bevolkt zijn glastuinbouwprojecten ontstaan. De producten uit deze kassen voorzien in een grote behoefte. Daar waar de welvaart stijgt, ontstaat vraag naar vers.


Tunesië
De Noord-Afrikaanse landen Marokko en Tunesië liggen klimatologisch gunstig voor de winterproductie van groenten. Verschillende Nederlandse bedrijven oriënteren zich op de mogelijkheden van het telen in die landen. Zo zijn de tomatenbedrijven AgroCare en Van den Bosch actief in Tunesië en Kesgro in Marokko. Het gaat veelal om proefteelten. Niet iedere poging lukt, zo heeft Sweetpoint zich alweer teruggetrokken uit Marokko. De ondernemers achter deze initiatieven praten er liever niet over. Soms zijn plannen nog echt in een proeffase of de informatie wordt alleen intern gecommuniceerd.
Tunesië is na de Arabische Lente meer toegankelijk geworden voor Europese ondernemers en de weg naar een open economie is ingeslagen. Het land bevindt zich in een ontwikkelingsfase. Aangezien de toeleveranciers zich nog niet hebben gevestigd is de ontwikkeling van high-tech glastuinbouw bijzonder moeilijk. De infrastructuur is daarentegen redelijk op orde en het land ligt gunstig voor export naar Europa en het Midden-Oosten. Dat maakt ondernemers nieuwsgierig naar nieuwe mogelijkheden.

Marokko
Marokko is voor de Europeanen al meer bekend terrein. Bovendien heeft het land een agrarische traditie. Joop Verhoeven van DLV Plant ziet vooral interesse bij tomatentelers om bijvoorbeeld specialties te gaan telen in een land dat licht genoeg is, aangezien het rendement van een belichte specialty teelt in Nederland te laag is.
Arjan Bimmel van De Ruiter (Monsanto) bevestigt dit. “De streek rond Agadir is van oorsprong het meest bekende tuinbouwgebied, maar ook meer naar het zuiden in de westelijke Sahara (ter hoogte van de Canarische Eilanden) ontwikkelt zich tuinbouw met plastic kassen. Het is een gebied met veel licht, waar de omstandigheden gunstig zouden zijn voor teelt in een gesloten (glazen) kas.”
Toch is de toeloop van Nederlandse telers in Marokko niet massaal. Verhoeven wijt dit onder andere aan de taalbarrière. De Franstalige landen Marokko en Tunesië hebben van oudsher meer verbintenis met Frankrijk. Als er buitenlandse ondernemers actief zijn, dan gaat het meestal om Franse investeerders. Alleen het Nederlandse handels- en teeltbedrijf Van Oers United is zeer succesvol in het grootschalig telen van tuinbouwproducten, waarvan bonen, bosuien en radijs de belangrijkste zijn.

Turkije
Turkije heeft de laatste jaren veel aandacht gekregen van buitenlandse ondernemers. Logistiek ligt het land gunstig, want zowel Rusland als Europa zijn goed te beleveren. “Bovendien heeft het land een grote thuismarkt van 87 miljoen mensen die een betere levensstandaard krijgen. Daardoor ontstaat er ook vraag naar kwalitatief betere producten”, meent Klapwijk.
Aangezien Turkije een echte agrarische natie is en de bewoners ondernemen in het bloed hebben, komt de tuinbouw goed van de grond. Langs de Middellandse Zee (Antalya) is er meer sprake van low-tech tuinbouw onder plastic, zoals dat ook in Zuid-Spanje het geval is.
Interessant voor de high-tech tuinbouw zijn de streek rond Izmir en de hoogvlakte van Anatolië. Geothermie is daar mogelijk, want op enkele plaatsen zijn heet water bronnen, of is het vlak onder het oppervlak beschikbaar voor verwarming van kassen. De hoogvlakte is ook aantrekkelijk omdat de nachten er koud zijn. Een tomatengewas heeft daar baat bij.

Nationale investeerders
Ondanks de gunstige voorwaarden zijn de Nederlandse telers nog niet massaal naar Turkije getrokken. “Ik bespeur zelfs iets terugtrekkende bewegingen ten opzichte van een aantal jaren geleden”, constateert Klapwijk. Het bedrijf Vitensa (snoeptomaatjes en TomBons) had een aantal jaren een teeltbedrijf in Turkije, maar heeft zich inmiddels teruggetrokken. Turkse investeerders denken daar anders over. Van bijvoorbeeld textiel stappen zij over op investeren in food. Er verrijzen dus steeds meer goed uitgeruste glazen kassen.

‘We hadden er al moeten zijn’
Er zijn meerdere redenen waarom Nederlanders maar mondjesmaat slagen in het buitenland avontuur, geven de geïnterviewden aan. Allereerst zijn de verschillen in taal en cultuur groot. Wil je slagen in deze landen, dan moet je daar enorm veel tijd en energie in stoppen. Er naartoe gaan en een bedrijf opzetten is één ding, maar het onderhouden van het contact, de bewaking van kwaliteit en de dagelijkse leiding in handen houden is nog vele malen belangrijker. Ook het investeren in de lokale infrastructuur, onderwijs en medische zorg helpt bij de acceptatie.
Verreweg de meest genoemde reden is de instelling van ondernemers in Nederland. Verhoeven: “Nederlandse ondernemers doen nog teveel aan cherrypicking, zonder daar iets tegenover te stellen. Dat werkt niet.” Klapwijk: “Onze mentaliteit is nog teveel productiegericht. Het gaat er niet om die paar wintermaanden te overbruggen. Luisteren naar de markt is vele malen belangrijker. Mijn overtuiging is dat ‘local for local’ de toekomst heeft. Je moet het product daar telen waar consumenten zijn.”
Zwinkels is het daarmee eens. “In andere landen gaat de conjunctuur omhoog. Je moet er niet heen gaan vanwege de goedkope arbeidskrachten, want in andere landen stijgt de welvaart en dus stijgen de lonen. We hebben de kennis en we hadden er al moeten zijn. Misschien zijn we zelfs al te laat.”

Geen opmerkingen: