donderdag, april 14, 2011

Kleine gewassen

Jos van der Hoorn over zijn ranonkelteelt:
‘Ik blijf zo lang mogelijk dit mooie gewas telen’



Op het bedrijf van Jos van der Hoorn luiden de eerste bloeiende ranonkels de nieuwe lente in. Sinds jaar en dag teelt hij deze voorjaarsbloemen. Kopers weten hem feilloos te vinden, omdat hij een goede kwaliteit teelt, waarbij hij vast houdt aan tamelijk rijp oogsten. Dat komt de kwaliteit ten goede, vindt hij.

 De eerste officiële lentedag komt dit jaar overeen met de start van het ranonkelseizoen. Jos Van der Hoorn van kwekerij ‘Effe Werk’ in Ter Aar treft de eerste voorbereidingen voor de oogst. “Ze komen dit jaar laat in bloei”, vertelt hij. “Veertien dagen later dan gewoonlijk.” Dat wijt hij aan de flinke vorstperiode in december. Die zorgde er voor dat dit licht gestookte gewas wat meer kou heeft gekregen dan doorgaans het geval is.


Rijp oogsten
Zodra de oogst begint wordt het aanpakken. Tot 1 juni is de teler samen met zijn zus zeven dagen in de week in touw. In totaal staan er op het 5.600 m2 grote bedrijf 2.400 m2 ranonkels. De ene dag oogsten ze de ene helft, de andere dag de andere. En zo gaat dat continu door tot juni. De ranonkelteler: “De knoppen moeten zacht zijn en open gesprongen. Zo denk ik er over. Dan komen ze het beste open.”
Als het gewas vol in productie is, zet de teler dagelijks één tot twee karren voor de klok in Aalsmeer. Zijn klanten weten precies wat ze aan zijn bloemen hebben. Zij kopen het zware en iets rijpere product met een steellengte van 40 cm vanwege die specifieke kenmerken. En zo gaat het al 25 tot 30 jaar lang. Met een middenprijs van 28 cent per steel en een productie van ongeveer 100 stelen per m2 is hij een tevreden man.
De Nederlandse productie valt net na de bloemen die uit Israël afkomstig zijn. Ook Italië (San Remo) is de hele winter aan de markt. Sinds een paar jaar komen er ook onder Nederlandse leiding geteelde ranonkels uit Kenia, maar Van der Hoorn ziet ze niet als concurrentie. Hij weet zijn inkomsten, ondanks de Afrikaanse import, op een goed niveau te houden.

Zaad of klauwtjes
Op het bedrijf in Ter Aar zijn de ranonkels in week 44 geplant. Een deel is afkomstig van zaad, de rest uit klauwtjes. Doorgaans teelt de ondernemer uitsluitend uit gepileerd zaad, maar daarvan was dit seizoen onvoldoende beschikbaar. Vandaar de klauwtjes. Er staan in totaal 24 planten per bruto m2. Omgerekend is dat 20 planten per netto m2. De paden zijn breed, zodat de teler goed uit de voeten kan.
De gele ‘Skyline’, de paarse ‘Black Jack’ en de gestreepte ‘Picotee’ en een witte zijn van het Mistral-type. Daarnaast teelt hij ook Elegance-typen. De rassen zijn afkomstig van twee veredelingsbedrijven, namelijk het Franse Comptoir Paulinois en het Italiaanse Biancheri Creations. Als de teler planten uit zaad nodig heeft bestelt hij ze bij Van der Klink, koopt hij klauwtjes dan kan hij bij Combinations terecht.

Schermen voor koelte
In totaal duurt de teelt in Nederland ruim een half jaar. De planten blijven in productie zolang het etmaalgemiddelde onder de 17ºC blijft. In het voorjaar lukt dat gemakkelijk, maar als de dagen gaan lengen loopt de temperatuur op. In één afdeling trekt Van der Hoorn dan het zomerscherm dicht, maar er is ook een afdeling zonder scherm. “Daar gaan we dus binnenkort krijten”, vertelt hij. Ranonkels hebben weinig moeite met scherp licht. Het krijten is vooral belangrijk om de kas koel te houden. Alleen de donkere rassen zijn iets kwetsbaar voor te veel licht en vertonen vlekjes als ze bijvoorbeeld nat zijn als gevolg van bovenlangs watergeven. In de winter is het energieverbruik minimaal. Dan is het zaak de kas vorstvrij te houden.
Licht is enorm belangrijk. Daarom komen de planten onder Nederlandse omstandigheden nu pas in bloei; in Italië veel eerder. “Hier kunnen we ongeveer vijf stelen per plant snijden, maar in landen met meer licht komt men uit op acht tot twaalf takken per plant”, gaat de teler door. Vervroegen met belichting zou wel mogelijk zijn, maar heeft weinig zin. De kosten wegen niet op tegen de baten, want er is voldoende import.

Meer gewassen
Al jaren broeit Van der Hoorn tulpen naast de ranonkelteelt. In het verleden stapte hij dan over op lisianthus. Sinds een paar jaar doet hij dat niet meer. Tussen de ranonkels en de lisianthus moest hij dan stomen en dat wordt hem te veel.
De ranonkels hebben weinig ziekteproblemen en als het nodig is kan hij ook van afdeling wisselen. Tot nu toe bevalt dat goed.

Voor half elf
Het areaal ranonkels blijft in Nederland redelijk stabiel. Het is een kleine, arbeidsintensieve en veeleisende teelt. Veeleisend, omdat je in het bloeiseizoen zeven dagen per week in touw bent. De ranonkelteler is dat gewend en weet niet beter. Samen met zijn zus is hij vroeg uit de veren om alle bloemen voor half elf ’s morgens in de schuur te hebben.
Ze snijden de bloemen en zetten ze direct in containers, om ze vervolgens in de schuur op tien te bossen. Zo gaat dat straf door tot het moment dat de etmaaltemperatuur te hoog wordt en de planten overschakelen van bloemaanleg tot de aanmaak van nieuwe klauwtjes. Dan is het over en uit. Het gewas wordt geruimd, de frees er in en een nieuwe teelt vangt aan.
Van der Hoorn is allang de zestig gepasseerd, maar hoopt zo nog jaren door te gaan: “Ik vind het gewoon een mooie teelt en zolang ik tuinder blijf ga ik er mee door. Ik ben tevreden over de opbrengst.”

Geen opmerkingen: