woensdag, mei 05, 2010

Tuinbouw en crisis

Bernd Feenstra:
‘Liever een korte en hevige crisis dan besluiteloosheid en uitstel’
De tuinbouwsector zou sneller herstellen als minder goed presterende bedrijven eerder waren gestopt. Goede ondernemers reageren met een onderscheidende strategie om slechte periodes door te komen. Investeringen in smaak, duurzaamheid, service, verkoopconcepten, marketing en een transparante markt versterken de afzetpositie.
Bernd Feenstra was binnen het ministerie LNV ruim vijf jaar beheerder van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw, waarna hij de overstap maakte naar ABN AMRO Bank. Daar is hij nu Sectormanager Tuinbouw. Zijn werkgever is op afstand tweede financier van agrarische bedrijven en heeft als handelsbank veel kennis in huis over de economische ontwikkelingen in de wereld. De afgelopen maanden deed Feenstra regelmatig uitlatingen over de Garantstelling Werkkapitaal, die dit najaar van start ging. Hij was het niet eens met de gang van zaken en liet dat ook merken. Over de crisis in de tuinbouw kan hij onverwacht scherp uit de hoek komen.
Zijn we het dieptepunt van de tuinbouwcrisis voorbij of moet het nog komen?
“Dat is sterk afhankelijk van de prijsvorming in 2010 en 2011. Het is een combinatie van factoren die de huidige situatie zo slecht heeft gemaakt. Kenmerkend voor de groenteteelt is dat een kleine toename van het aanbod leidt tot een enorme verlaging van de opbrengstprijs. Andersom kan een kleine afname ook leiden tot een enorme prijsstijging. Toch ben ik licht optimistisch over verbetering van de huidige situatie. Meerdere factoren zijn van invloed op het verloop. Traditioneel bepalen het weer (consumptie en productie), het aangeplant areaal in Europa en de aanvoer uit Zuid Europa de prijsvorming voor de Nederlandse glasgroenten. Sowieso gaat het Europese glasareaal krimpen als gevolg van de lage opbrengstprijzen en verdere toename van de productie. Het afgelopen jaar is veel groentetelers niet in de koude kleren gaan zitten. Een positieve benadering van ondernemers om deze moeilijke periode te overbruggen is voor ons als bank belangrijk. Bij die motivatie stijgt ook ons vertrouwen.”
Hoe beoordelen jullie de bedrijven in de glasgroenteteelt?
“Wij kijken naar de ondernemerskwaliteiten en het ondernemerschap in de tuinbouw groeit met de dag. De ondernemer heeft invloed op arbeid, energie, productie en in mindere mate op de afzet. Wij beoordelen het toekomstperspectief van groentetelers aan de hand van de liquiditeitskostprijs. Dat is de kostprijs na privé en belastingen, inclusief betalingsverplichtingen (rente en aflossingen) en vervangingsinvesteringen. Als de liquiditeitskostprijs structureel hoger is dan de opbrengstprijs van een gemiddeld jaar dan heeft de onderneming naar onze mening geen toekomstperspectief.
Of de prijzen in 2010 nu goed of slecht zijn, wij verwachten dat er in de loop van dit jaar meer bedrijven te koop komen. We zitten nu nog in een periode waarin iedereen een afwachtende houding aanneemt. Wel beschouwd zou het voor de sector beter zijn als minder goed presterende bedrijven eerder waren gestopt. Dan neemt iedereen zijn verlies en kan de sector zich sneller herstellen. Hoe hard die boodschap ook is, dat is socialer en eerlijker tegenover zowel de ondernemers die stoppen als de bedrijven die doorgaan. Een doorstart na faillissement waarbij het management niet wijzigt en de financiering gedeeltelijk wordt gekweten vinden wij onwenselijk voor de sector.
Een lastige periode als deze heeft ook positieve kanten. Goede ondernemers reageren met een onderscheidende strategie om slechte periodes door te komen. Uiteindelijk komt de sector er sterker uit door efficiency en innovatie.”
Rabobank heeft te kennen gegeven dat het areaal glas iets mag afnemen. Wat is uw visie?
“Eerlijk gezegd vind ik het totale glasareaal niet interessant. Positief is dat de productie per vierkante meter verder zal toenemen door veredeling, technische innovaties en ondernemerschap. Ons voornaamste afzetgebied is Europa. Wij hoeven niet de hele wereld te voeden. Kortom: binnen de bestaande Greenports en tuinbouwontwikkelingsgebieden zijn genoeg mogelijkheden voor vernieuwing.
Er liggen op dit moment –begrijpelijk- weinig aanvragen voor nieuwe plannen. Die komen er natuurlijk wel als het weer beter gaat. Bij de beoordeling van nieuwe investeringsaanvragen vragen we een hoog eigen vermogen. Is er voldoende buffer om een slecht jaar te overbruggen? Voor ons blijft echter de beoordeling van de ondernemerskwaliteiten het allerbelangrijkst. De lat ligt daarbij hoog, maar dat is logisch.”
Waarom werkt de regeling Garantstelling Werkkapitaal maar in beperkte mate?
“De overheid heeft belang bij een toekomstgerichte sector en er was draagvlak om de sector te herstructureren. Volgens ABN AMRO waren er drie opties: Niets doen, een warme sanering of een garantstelling voor toekomstgerichte bedrijven. Een goede regeling of warme sanering hadden daarbij onze voorkeur. Uiteindelijk kwam de garantstelling van de grond, maar vanwege de voorwaarden is de regeling vooral geschikt om tijd te kopen voor ondernemers die in de komende drie jaar gaan stoppen met hun bedrijf. Dat is naar onze mening geen goede invulling. Zo verleng je de pijn van de crisis. Het probleem zit niet in de te hoge afsluitprovisie, maar in de verplichte twee jaar uitstel van aflossing.”
De Europese Commissie voert sinds 1997 een GMO beleid dat de sector moet versterken. Hoe denkt u daar over?
“De gedachte achter het GMO beleid is nog steeds goed maar de GMO gelden worden nu vooral gebruikt voor verlaging van de kostprijs. Wij zien als bank precies waar de GMO gelden naartoe gaan als een financieringsaanvraag binnenkomt. Voor de individuele tuinder en de bank zijn investeringen met GMO subsidie aantrekkelijk, maar de afzetpositie van de sector wordt niet versterkt. Het binnenhalen van GMO subsidies is een doel op zich geworden. Kijk daarom naar de oorspronkelijke doelstellingen en pas daar je nationale strategie op aan. Gebruik de GMO gelden marktgericht voor investeringen in smaak, duurzaamheid, service, verkoopconcepten en marketing en stop met subsidies voor aanbodstimulerende investeringen. Bijkomend voordeel is dat je dan ook het maatschappelijk draagvlak voor de GMO subsidies behoudt. Binnen het huidige GMO beleid is dat mogelijk!”
Wat mankeert er aan de afzetstructuur?
“Het Nederlandse product is prima in orde. Nederlandse groenten zijn zelfs een stuk beter dan uit andere landen. Sterke punten zijn de uniforme en goede kwaliteit, het grote aantal smaakvariëteiten, duurzaamheid, de beschikbaarheid van elke gewenste hoeveelheid en de snelheid en betrouwbaarheid van afleveringen. Je kunt merken dat de ondernemer daar invloed op heeft. Hij verliest die invloed op het moment dat groenten de tuin verlaten.
De markt biedt mogelijkheden om een hogere prijs te halen. In samenwerking met de retailer en handel liggen kansen. Samen met hen kun je het product samenstellen naar de wensen van de klant. Daarin is de producent een gelijkwaardige partij. Telers en handelaren kunnen waarde toevoegen waar de retailer baat bij heeft. Ik geloof heel sterk in transparantie van de markt. Dat leidt uiteindelijk tot de hoogste uitbetaalprijs voor onze goede producten.”
Heb je in die situatie nog zoveel telersverenigingen nodig?
“Ik denk van niet. Met minder afzetorganisaties kun je direct en beter afspraken maken met afnemers.”


Geen opmerkingen: